Pagina:Catalogus der schilderijen in het Museum Kunstliefde te Utrecht.djvu/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
xii
geschiedenis


P. Van Liender (gezicht op de Oude gracht. No. 61) in het museum op, en verwees alle overige stukken naar den zolder, waar ze blijkbaar vergeten werden. Immers hoe anders het feit te verklaren, dat in de 2e editie van den Catalogus van bet museum van oudheden (omstreeks 1847 verschenen) uit de verzameling der Teekenacademie, behalve het genoemde stuk van Van Liender, alleen werden opgenomen »De biddende Petrus” en Huchtenburgs »Bataille”, terwijl alleen de drie stukken van Droochsloot werden uitgezocht uit de collectie van het Kranegasthuis, die toch, als afkomstig uit een Utrechtsch gesticht, volgens het aangenomene systeem in haar geheel had behooren geëxposeerd te worden? Op den zolder van het stadhuis bleef de collectie der Teekenacademie liggen, totdat in 1873 het genootschap Kunstliefde daarvan de beste stukken redde; de overigen werden in 1874 daar nog gevonden en toen eindelijk op de portalen opgehangen en voor verder bederf beveiligd. Tot deze verlatenen behooren twee van de schilderijen uit bet Kranegasthuis (Paulus op Malta door Adam Willaerts en de Barmhartige Samaritaan), het bovenvermelde schoorsteenstuk van J. Buys, en de »wederga” van de in dit museum berustende schilderij »Jupiter en Mercurius” van J. G. Van Bronchorst, voorstellende Juno met Argus en Io. Het laatste kolossale stuk was door een lek zoodanig beschadigd, dat aan eene restauratie voorloopig niet gedacht kon worden [1].
 Maar genoeg, wenden wij ons thans tot dat gedeelte der stedelijke verzameling, dat in het Museum van oudheden sedert 1838 eene behoorlijke huisvesting gevonden had. Dat gedeelte was klein. Het bestond uit hetgeen van de oude stedelijke collectie was overgebleven: de Jeruzalemsbroeders, van Scorel, — de afbeeldingen van het kasteel Vredenburch, de burgemeesters en de stadsbannier door Van Swaenenburch, — Honichs stadhuis, — eene afbeelding van de St. Salvatorskerk, in 1758 aan de stad geschonken door den heer C Meijen — en eene geschilderde kaart van de vrijheid der stad (thans nog in het Stedelijk museum onder No. 2111 berustende), in 1539 voor de stad Utrecht geschilderd door E. Van Schayck. Verder vond men daar eenige geschenken (waaronder uitmuntten Scorels altaarstuk van het Kruisgasthuis en Droochsloots


    man, die Utrecht een Museum van oudheden bezorgde, beroofde het van een Museum van schilderijen! Was het aanbod aangenomen, de collectie Boymans ware niet verbrand. Tot verontschuldiging van den burgemeester diene, dat de collectie bij het leven van haren stichter niet zeer gunstig bekend was.

  1. Het ware zeer te wenschen, dat men thans nog van dit stuk door verdoeking redde wat er van te redden valt.