Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Het overige van den tijd sleten velen in de herbergen; de anderen bleven ten huize der burgers of boeren, bij wie zij ingekwartierd lagen; en, dewijl de vaderlandsliefde der Kempenaars hun de Belgen zeer deed beminnen, werden dezen aanschouwd en behandeld als waren het leden van het huisgezin.

De vrijwilligers, die men naar hunnen generaal Chasseurs-Niellon noemde, bleven werkeloos in Turnhout of op de naaste dorpen liggen, tot het einde der maand December. Alsdan vertrokken wij met een sneeuwig weder naar den kant van Limburg, om, zoo men ons zeide, den vijand in te wachten, die uit de vesting Maastricht eene krijgsmacht over de heide naar Holland wilde zenden.

Wat hiervan zij, men hield ons tegen den avond staan op eene onmeetbare heide, die wel tot eenen voet hoogte met sneeuw was overdekt.

De wind was in het Oosten gekeerd en zoo koud, dat wij ons de handen voor de ooren hielden, om ze niet te laten bevriezen.

Bevel werd er gegeven, dat wij te dezer plaatse den nacht op bivak zouden doorbrengen, dit wil zeggen, dat wij op de sneeuw konden slapen, indien wij niet liever tot den morgen met stampen en armenslaan ons wilden verwarmen. Onze verwondering was groot; de mijne bovenal.

Ik zag niets voor mijne oogen dan eene onafzienbare vlakte, waarvan de eentonige witheid het gezicht verbijsterde. Slechts langs één zjjde, op een vierendeel uurs afstand, begrensde een hoog mastbosch de kimme, en daarachter wel een uur verre, schoot de klokketoren van een dorp in de hoogte: het was de gemeente Baelen, op de grenzen der provincie Limburg.

Wij hadden sedert ons vertrek uit Turnhout nog geen voedsel genuttigd. Dewijl de Belgen sedert de omwenteling immer bij burgers en boeren waren ingekwartierd geweest, bestond er nog geen voorraaddienst in het leger; wij hadden diensvolgens het vooruitzicht, dat wij hier zonder eten zouden blijven.

Zoohaast de moedigsten dezen toestand hadden begrepen, begonnen zij naar middelen uit te zien om vuur en voedsel te bekomen. Er werden ploegen of corvées ingericht, om hout uit het mastbosch te halen Nog geen half uur was het geleden, of honderden mannen kwamen ieder met eenen sparreboom naar het bivak gesleurd. Voor elke compagnie werd een vuur ontstoken, dat allengs grooter en grooter wordende, eer het op de heide donker was, zijne slingerende vlammen tot dertig voet hoog deed stijgen.

Deze eerste nacht van het bivak liet op mijn gemoed eenen diepen indruk na;-de nijpende koude vergetend stond ik, uren lang, in stomme verbazing op het ontzettend schouwspel te staren, dat zich daar voor mijn oog ontrolde.