Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/38

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


IV.

Nadat de Chasseurs-Niellon acht maanden in volle rust op de dorpen gelegen hadden, werden zij op eenen regelmatigen voet ingericht, onder de benaming van 2de regiment jagers te voet, en kregen nu eerst soldatenkleederen van groen laken met roode boordsels.

Er liepen geruchten, dat de Hollanders bezig waren met het vergaderen eener groote krijgsmacht, en dat zij eenen inval in België wilden wagen. Deze geruchten ontstonden en vergingen menigmaal.

Ondertusschen werden wij, op het einde der maand Juli 1831, al te zamen op eene heide omtrent Turnhout vergaderd. Daar werd, onder het aanheffen van een ontzaglijk gejubel, uitgeroepen, dat vorst Leopold, als eerste koning der Belgen, zijne intrede in Brussel had gedaan en volgens voorvaderlijk gebruik 's lands grondwet had bezworen.

Twaalf dagen later, in den nacht van den 1sten tot den 2den Augustus, terwijl wij gerust in onze logementen te Oud-Turnhout sliepen, werden wij eensklaps door de alarmtrom gewekt en liepen op de gewone vergaderplaats der compagnie te zamen.

Men leide ons door de duisternis en langs afgelegen banen naar eene onmeetbare heide tusschen Ravels, Baerle-Hertog en Weelde. Hier vonden wij het overige van ons regiment, alsook een ander bataljon vrijwilligers, reeds gelegerd.

Men deed ons de wapens en patroontasschen onderzoeken, ten einde met den morgen strijdvaardig te zijn; want de vijand was met groote macht over de grenzen gekomen en bevond zich niet verre van ons. Wij hoorden inderdaad, in de richting van het dorp Weelde, gebriesch van paarden en bijwijlen een zeker onuitlegbaar dof gerucht, dat ons de nabijheid van eene groote menigte menschen aankondigde.

In de duisternis drukten wij elkaar met geestdrift de handen; wij waren blijde, dat het ons eindelijk werd vergund, ons bloed voor het vaderland te vergieten. Niemand onder ons twijfelde aan de overwinning; onze moed was groot, en ons vertrouwen zonder palen.

Op mij deed echter het naderen van eenen grooten veldslag eenen diepen indruk; na in de eerste machtspreuken en wederzijdsche aanhitsingen te hebben deelgenomen, liet ik het hoofd op de borst zinken, en ik dacht aan mijnen vader en aan al wie mij te huis dierbaar waren. Deze zucht, naar de beminde dingen is als het testament der ziel: wie jong is en verre van zijne geboorteplaats in een groot gevaar verkeert, zal altijd gevoelen, hoe zijn geest een droevig en teeder vaarwel toewerpt aan al wat zijn hart betreurt en vreest te zullen verliezen.