Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Om den lezer eenigszins de voorvallen te doen begrijpen, welke gaan volgen, is het noodig eenige inlichtigen over dezen inval der Hollanders te geven.

Het Belgische leger was in eenen beklaaglijken toestand; te Brussel had men den tijd besteed aan de gewichtige beraadslagingen over onze onvergelijkelijk schoone Grondwet en over de keus eens Konings. Op het papier had men eene eerbiedwekkende krijgsmacht ingericht, doch deze bestond niet werkelijk. Geen voorraaddienst voor oorlogstijd was er ingericht; niets was voorzien: de regimenten vóór den vijand hadden zelfs niet meer buskruid onder hun bereik, dan men op eenen enkelen dag verbruiken kon. Vele generaals en de meeste officieren hadden nooit eenen regelmatigen krijg gevoerd: moed en onversaagdheid was er genoeg; maar ondervinding en beleid ontbrak er gansch.

De Belgische krijgsmacht, — buiten de burgerwachten, die meer hinder dan hulp bijbrachten, — kon beloopen tot de 30,000 man en was in twee groote afdeelingen gescheiden. De eerste, het Scheldeleger, lag rondom Antwerpen, onder bevel van generaal De Tieken de Terhove, die zijn hoofdkwartier op het dorp Schilde hield; de tweede, het Maasleger, lag rondom Hasselt, onder bevel van generaal Daine. — Tusschen deze beide legers bleef een afstand van dertien uren gaans!

De Hollanders hadden integendeel hun leger tot den inval met eene uiterste doelmatigheid vergaderd en ingericht; hunne krijgsmacht, onder bevel van den Prins van Oranje en den Prins van Saksen-Weimar, telde 40,000 man geregelde troepen en 30,000 man der schutterij; daarenboven 4,000 ruiters en 72 stukken geschut.

De eene helft der Hollandsche troepen rukte langs Limburg tegen het Maasleger in; de andere helft zakte naar Turnhout af, om op Antwerpen in te dringen.

Ons regiment jagers te voet, dat met eenige onregelmatige bataljons op de Ravelsche heide lag, vormde de zoogenaamde Brigade d'avant-garde of voorwacht. Wij waren al te zamen 800 man en hadden twee veldkanonnen; een twintigtal jagers te paard waren ons toegevoegd om den postdienst te verrichten.

De afdeeling der Hollanders, die te Weelde op den Belgischen bodem had stand gevat, was eene voorwacht van 1,000 man.

Van al deze bijzonderheden wisten wij niets; slechts één ding was ons bewust, namelijk dat de Hollanders dáár waren en dat wij gingen strijden.

Zoohaast de morgenschemer de nachtelijke duisternis had vervangen, werden de twee vleugelcompagniën van elk bataljon als scherpschutters tegen den vijand gezonden; de middelcompagniën, waartoe ik behoorde, bleven langen tijd als réserve, werkeloos bijeengeschaard.

Een hevig geweervuur bleef den ganschen dag aanhouden;