Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/42

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

barsting galmde over de heide: tien of twaalf ruiters en zoovele paarden vielen dood of gewond ter aarde; de overigen vluchtten in allerijl terug naar de slagorde huns legers.

Op dit gezicht van dit eerste voordeel, hoe gering het ook ware, ontstond er een onbeschrijfelijk gejubel onder de Belgen, en allen sprongen vooruit onder het donderend geroep van: "Leve de Vrijheid! Leve Leopold!"

Geen twijfel of deze 800 man zouden zich zonder aarzelen tegen den ontelbaren drom des vijands geworpen hebben; en wie weet wat er ware geschied? Een zekere dood was hun, wel is waar, beschoren; doch hoe duur zouden zij in die eerste drift hun leven niet verkocht hebben? Misschien had de indruk van zulk heldhaftig bezwijken zwaar gewogen in de weegschaal der latere gebeurtenissen.... Maar de meesten dezer opgewondene strijders moesten, uithoofde van het veen, eenen omweg doen, en dit gaf den officieren den tijd hen te wederhouden.

Terwijl de oversten met open armen aan het vermetel vooruitloopen tegenstand boden, donderde het geschut der Hollanders met vernieuwde kracht; hunne gansche slagorde zakte vooruit, als om wraak te nemen over het gebeurde, en wij hijgden van blijde ontsteltenis bij de nadering van den slag.

Op dit oogenblik kwam een onzer jagers te paard onzen generaal eene haastige boodschap brengen. De Hollandsche kurassiers hadden de baan naar Antwerpen afgesneden; de Belgen waren langs alle zijden omsingeld!

Hoezeer de vrijwilligers huilden van woede en zich de vuisten ten bloede beten, er was niets aan te doen; wij moesten de heide verlaten, terugwijken naar Turnhout, en verder eenen doorgang naar het binnenland zoeken, om, ware het mogelijk, aan eene zekere nederlaag of gevangenneming te ontsnappen.

In goede orde, en nog gereed tot eenen hevigen tegenstand, trokken wij af naar Turnhout. De stad had het voorkomen van een graf: geen levend wezen was er op de straten te zien; deuren en vensters waren gesloten gelijk in het midden des nachts. Dit vertoog deed eenen ongunstigen indruk op onzen geest, en het was inderdaad niet aanmoedigend, al de inwoners dus gevlucht of verkropen te zien, alsof zij, reeds vroeger dan dien dag, ons onbekwaam hadden geacht om hunne haardsteden te verdedigen.

In Turnhout bleef ons regiment niet stil; wij trokken de Herenthalsche baan in en slingerden door bosschen, voetpaden en veldwegen immer met versnelden marsch voort.

Het was uitermate heet; de oogstzon brandde onverdraaglijk boven onze hoofden; wij hadden eten noch drinken.

Reeds te Casterlee deed de felle dorst het bevel der officieren voor eene wijl miskennen. Er stond in dit dorp, in den hof des