Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zouden blootstellen; zij dreigden en sloegen met hunne degens, het hielp niets: wij waren als razend van dorst.

Onderwijl was er een wolk andere mannen op den grooten wijngaard gevallen, die zijne groene ranken over den gevel van des molenaars huis uitspreidde: druiven, bladeren, twijgen, ja, het hout zelf, tot in den wortel toe, werd verslonden en tot lafenis genuttigd en verknabbeld. Voor vijftig cents kreeg ik twee druivekorrels van eenen soldaat onzer compagnie; ik was gelukkig: de zure smaak bracht mij vocht in den mond....

Na eenigen tijd bemerkten onze oversten wel, dat hunne poging om de mannen van den bornput te houden, vruchteloos zouden blijven. De trommen hieven den marsch aan, en wij vertrokken. Ten halve den heuvel zag ik eenige mannen met paarse wangen en koolzwarte lippen op den rug uitgestrekt liggen: zij waren levenloos, het koude water had hen gedood.

Na een uiterst moeilijken marsch en veel gaan en keeren, zonder een voor ons merkbaar doel, kwamen wij des avonds, toen het reeds donker was, boven eene hoogte bij het dorp Lubbeck, op twee mijlen van Leuven.

Hier sloegen wij ons bivak neder en kookten aardappelen in koeketels, welke wij uit het dorp hadden gehaald.

Onze oversten zeiden ons, dat er des anderen daags een beslissende veldslag zou geleverd worden; zij vuurden onzen moed aan, herinnerden ons de dagen der omwenteling en bezwoeren ons om als ware Belgen voor land en Koning te strijden.

In de vlakte, beneden de heuvelen, was de Hollandsche krijgsmacht gelegerd; zij had haren staf bij het dorp Winghe; doch hare voorposten strekten zich tot in onze nabijheid uit.

Onze uitgezette brandwachten hadden de gewoonte, elkander van verre onverpoosd de volgende woorden toe te roepen: "Sentinelles, prenez garde à vous!" waarop de Duitsche of Zwitsersche soldaten, die rondom het bivak der Hollanders waakten, den onzen spottend toeriepen:

"Was der Hund sch..... fresst du !"

Het meerendeel van het Belgische leger bevond zich te Leuven, onder bevel van Koning Leopold; ons regiment, met twee bataljons van het 9e, was een der voorwachten. Diensvolgens mochten wij ons overtuigd houden, dat wij bij het krieken van den komenden dag den eersten aanstoot des vijands zouden doorstaan hebben.

Alhoewel deze zekerheid wel van aard was om ons den slaap moeilijk te maken, waren de gekookte aardappelen niet zoohaast genuttigd, of allen legden zich ter aarde, en vielen, onder de vermoeidheid bezwijkend, in eenen zwaren sluimer. Ik luisterde nog eene wijl op den roep der schildwachten, die akelig door de nachtstilte rondom ons bivak herklonk en voortliep; ik dacht