Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/51

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ik heb later in een boek gelezen, dat de Belgen te Leuven slechts 7,000 man telden[1]. Dit schijnt mij eene onwaarheid: met de hulptroepen der burgerwacht moest onze macht wel tot de 20,000 man reiken, zoo ten minste was alsdan onze overtuiging, en de bestaande dingen beloochenden ons gevoelen niet.

Terwijl wij op de binnenvesten van Leuven ten gronde lagen en werkelijk sliepen, bewoog zich het Hollandsche leger; zijne eene helft trok in dikke kolommen en onder bereik van ons grof geschut over de heuvelen, die nevens de stad zich verlengen.

Er werd van wederzijde een hevig kanonvuur geopend; en gedurende langen tijd galmde het gedonder van meer dan vijftig stukken onverpoosd door de lucht.

Ons regiment lag niet verre van de batterijen; alles geschiedde op eenige stappen van ons. Mijne gezellen hadden zich in de eerst opgericht; maar ziende, dat slechts de kanonnen tot den strijd werden gebezigd, legden de meesten zich weder met het hoofd op hunnen ransel en sluimerden even vast in, alsof het gebeurende hen niet raakte. Mocht ook al een kanonsbal iemand onder hen tot slachtoffer komen uitkiezen, het waken kon het niet beletten.

Ik, door het tooneel van den kanonnenstrijd getroffen, bleef rechtzitten en hield het oog op de batterijen gevestigd. Dáár zag ik tot mijne groote verwondering eenen priester als kanonnier bij een der stukken staan en het geschut op den vijand mikken; hij droeg de kleederen van zijn ambt en had den tikkenhaan op het hoofd. Allen, die niet sliepen, bewonderden den pastoor, die aan de stukken zwoegde en arbeidde, als hadde hij zijn gansche leven dezen dienst gedaan. Een angstschreeuw ontvloog ons, toen wij in de nabijheid des priesters eenen wagen of caisson met buskruid in de lucht zagen springen. Eene wijl betreurden wij zijnen waarschijnlijken dood; doch niet zoohaast was de dikke rookwolk opgeklaard, of wij zagen hem ongedeerd en even werkzaam bij zijn kanon staan[2].

Onze koning reed te paard nevens de batterijen; zijn gelaat was onbewogen en droeg dien stempel van stille, indrukwekkende kalmte, welke den wijzen vorst nu ook nog bij den eersten blik doet eerbiedigen en beminnen door alwie hem nadert. Zijne tegenwoordigheid bracht moed en vertrouwen in aller harten; de hoop dat wij, door hem aangevoerd, de overwinning nog konden behalen, verlichtte den nevel, dien de verdenking van verraden te zijn over onzen geest geworpen had.

  1. La Belgique depuis 1830, par {{sc|Ch. Poplimomt. Gand, D. Verhulst, 1848.
  2. Deze priester is om het verhaalde feit met het eerekruis van Leopold begiftigd geworden.