Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ik durf het bijna niet bekennen; maar mijne zieke inbeelding zeide mij, dat de kapitein mij vergif ging aanbieden! Ik sidderde; en, op mijne beenen waggelend, steunde ik mij met de hand aan den rug van eenen stoel.

De kapitein had intusschen eene kas geopend. Hij haalde er eene flesch uit, en schonk een donkergroen vocht in een glas.

Groen was voor mijnen geest de eigen kleur van vergif. Onzeglijk werd mijn schrik; als met versteendheid geslagen, zag ik het glas mij tot de lippen naderen!

In het eerst weigerde ik van het gevreesde vocht te drinken; doch ik kon het tegen den kapitein niet lang uithouden, en welhaast, mij in mijn lot gelatende als iemand, die den marteldood aanvaardt, ledigde ik de helft van het glas in een enkele koortsige teug. De groene drank was bitter als gal, en liep daarbij brandend door mijn ingewand.

Mij hebbende doen nederzitten, begon de kapitein op vriendelijken toon eene lange rede over de hoedanigheden van een goed soldaat; hij beloofde als een vader voor mijne verhooging te zullen zorgen, indien ik slechts man wilde worden en, zooals hij zeide mijn kindervel wilde uitschudden. Hij noemde mijne droomachtige gevoeligheid eene ellendige sensiblerie, die zelfs in een meisje van zestien jaar belachelijk zou schijnen.

Hoe gegrond zijne redenen ook mochten zijn, ik aanschouwde ze, in de dweepzucht des lijdens, als louter valschheid en spot; ik hoorde ze aan met een versteend en gesloten hart.

Onderwijl had de kapitein mij het glas doen ledigen en het ten tweeden male gevuld. Wanneer insgelijks deze tweede hoeveelheid vochts door mij gedronken was, begonnen mijne denkbeelden op eene vreemde wijze in de war te geraken; en als de kapitein mij dwong tot antwoorden, had ik moeite om te spreken.

Dan stond hij van zijnen zetel op en zeide:

"Het is genoeg; ga nu naar de kazerne, kruip in uw bed en blijf rusten, zoolang gij wilt. Ik zal bevelen geven, dat niemand u store; laat u noch aan dienst, noch aan schrijfwerk gelegen; ik geef u vier dagen verlof en volle vrijheid.... Welnu, sta op, zeg ik; vertrek!"

Ik verliet de kamer. Wat ik had, wist ik niet, maar ik moest mij met beide handen aan de leuning van de trap steunen om niet te vallen.

Toen ik op de straat getreden was en na een twintigtal stappen den indruk der lucht onderging, greep ik mij aan het ijzer van een venster vast: de huizen begonnen in woeste vaart rond mij te draaien; ik zag dansende lichten voor mijne oogen, en ik verloor in de bliksemsnelle wentelkolk, waarin ik scheen weg te zinken, mijn bewustzijn geheel en gansch.... Ik was dronken: voor de eerste maal mijns levens!