Pagina:Conscience, De omwenteling van 1830 (1882).pdf/76

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Met koele stijfhoofdigheid antwoordde ik:

"Mijnen dienst zal ik doen, kapitein, beter dan te voren; maar ik herhaal het u, ik wil behandeld zijn als een man!"

"En zoo het mij beliefde, u anders te behandelen, wat zoudt gij doen?"

"Ik weet het niet: eene zinneloosheid misschien."

"Onbegrijpelijk!" morde hij, terwijl hij van zijnen stoel opstond en twee- of driemaal rond de kamer stapte.

Eensklaps sprong hij op mij toe, greep mij de hand, schudde ze zeer hevig en wees mij eenen stoel.

"Gij zijt een zonderlinge geest; er zijn veel goede dingen in u, doch zij liggen nog in de war. Kon het slechts klaar in uw hoofd worden! Zit neer: ik wil met u een ernstig onderhoud hebben."

"Zit neer!" herhaalde hij met ongeduld.

Zoohaast ik zijn bevel had gehoorzaamd, langde hij eene flesch en twee glazen uit eenen koffer.

"Trek zulk afkeerig gezicht niet," morde hij.

"Meent gij, dat ik u weder van het groene vocht wil doen drinken? Neen, ik bewaar dat sterke alsembitter om de koorts te genezen. Ziehier een glas fijnen Madera-wijn. Neem aan! Drink, ik wil het!"

Er was niets aan te doen; ofschoon al zijne woorden en zijne vriendelijkheid mij bitteren spot schenen, moest ik het glas tot den bodem ledigen.

"Luister nu, fourier," sprak hij op zoeten, bedaarden toon. "Ik heb uwen ouden vader beloofd, dat ik zou pogingen doen, om uwe inborst de vastheid te geven, die haar ontbreekt. Uw hoofd is hard; ik beken, dat het mij vele moeite heeft gekost. Gij hebt gemeend, dat ik boos tegen u was, dat ik u haatte? Ik heb het u inderdaad doen gelooven, omdat het noodig was tot mijn doel; maar gij hebt verstand genoeg om te begrijpen, dat ik mij niet elken dag zoo bijzonder met u zou hebben bezig gehouden, indien geen gevoel van geneigdheid of van achting, al ware het slechts voor uwen vader, mij hadde aangedreven. Genoeg daarover. Indien ik mij niet bedrieg, — wie kan het weten met een veranderlijken kerel als gij? — indien ik mij niet bedrieg, is er nu sterkmoedigheid genoeg in uwen boezem gegroeid, om u voortaan toe te laten, den last en de wederwaardigheden van het krijgsleven zonder plooien te dragen, ja zelfs om deze baan met geluk en tevredenheid te doorwandelen. Evenwel, geloof mij, uwe inborst is gevaarlijk voor u zelven: zij kent geene maat. Indien ik nu voortvoer met mijne pogingen om u uit uwe schadelijke droomzucht los te rukken, zoudt gij u misschien te veel man willen toonen, gekheden begaan en u zelven ongelukkig maken. Dit zou uwen ouden vader verdriet aandoen. Alzoo, ik zal mij voortaan jegens u houden, alsof ik met een echt soldaat te doen