Pagina:Constitutie voor het Koningrijk Holland (1806).pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Art. 29.

De Koning benoemt een Staatsraad ; de Ministers hebben rang, zitting en delibererende stem in den Staatsraad.


Art. 30.

De Ministers van Staat, en de Leden van den Staatsraad moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebbende, geboren in het Rijk, of in een der Koloniën van den Staat, en in het Rijk gedurende de laatste zes jaren vóór de verkiezing hebben gewoond; het vereischte van inwoning fluit niet uit de zoodanigen, die Reipublica causa zijn afwezig geweest.


Art. 31.

De Koning vraagt van den Staatsraad deszelfs consideratiën en advis over alle zoodanige zaken, als hij zal goedvinden.

Hij neemt geen Besluit tot Voordragt eener Wet aan de Vergadering van Hun Hoog Mogende, dan na alvorens den Staats-Raad, omtrent het ontwerp dier Wet, te hebben gehoord.


Art. 32.

De Koning is het Opperhoofd van de Vloten en Legers. De militaire rangen worden door Hem bepaald en toegewezen.


Art. 33.

De Koning heeft de aanstelling van alle Buitenlandsche Ministers, alle Zee- en Land-Officieren, alle Nationale Ambtenaren van den Staat, alle de Officieren van