Pagina:Constitutie voor het Koningrijk Holland (1806).pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Justitie, en eindelijk van alle de Leden van Regtbanken, tot de zaken van het Algemeen Bestuur behoorende.

De Leden van de Nationale Rekenkamer en van het Nationaal Geregtshof, mitsgaders de Procureurs-Generaal bij dit Geregtshof en bij de Departementale Geregtshoven, worden gekozen op den voet, bij Art. 45 en 72 bepaald.


Art. 34.

De Koning zorgt voor de veiligheid en de waardigheid van den Staat, voor de handhaving en naarkoming der Wetten, voor de ongeftoorde administratie der Justitie , als mede voor de Hooge Politie, zoo wel in Burgerlijke als Kerkelijke Zaken.


Art. 35.

De Koning bekrachtigt alle Tractaten en Overeenkomsten met vreemde Mogendheden. — Dezelve worden als Wetten afgekondigd , na door den Koning aan de Vergadering van Hun Hoog Mogende te zijn mede gedeeld.

De geheime Artikelen zijn onder deze mededeling niet begrepen ; zij mogen echter niet strijdig zijn met de openbare Artikelen.


Art. 36.

De bestiering der Koloniën, en van alles wat derzelver innerlijke Regering betreft, behoort bij uitsluiting aan den Koning.


Art. 37.

De Munten van Staat worden met de Beeldtenis van den Koning geslagen.