Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/276

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waar zij zat, aankomen, en toen zij de bel hoorde overgaan, voelde zij al een schok van angst. Zij was bang, zij wist niet waarom, en angstig luisterde zij naar zijn zware stem in de gang.

— Is meneer thuis?

— Neen meneer...

— Is mevrouw misschien thuis?

— Ja meneer, mevrouw is thuis. Ik zal even vragen...

Truitje kwam binnen.

— Meneer Brauws...

— Laat meneer binnen...

Zij voelde haar hart nog kloppen van die vreemde, onbegrijpelijke schok van angst. En het was, meende zij, om alleen te zijn met die vreemde man, die een werkman was geweest in Amerika, en die zo ruw, soms, ineens, iets zeggen kon.

Zij begroetten elkaar.

— Henri is uit, zeide zij. Maar gaat u zitten. Ik heb in de courant gezien, u spreekt morgen te Arnhem.

— Ja mevrouw, maar het is niet om over mijn conferenties te praten, dat ik kom. Ik kom u heel nederig mijn excuses maken.

— Waarom?

— Mevrouw, ik ben een beer. Ik weet niet te spreken. Vergeef me... wat ik verleden gezegd heb.

— Maar wat heeft u gezegd...

— Juist niets... op uw vriendelijke aandrang... dan lompheden...

— Ik hecht niet aan titels, zei zij snel.

Zij zei dat zo ineens, spontaanweg, dat het haarzelf verbaasde, en zij zich een seconde afvroeg: waarom zeg ik dat... en is het waar, nu... of is het niet waar... En zij wist het zelf niet.

— U misschien niet... maar Hans wel... Maar vooral ben ik lomp geweest, omdat ik niet op uw vriendelijk, vrienschappelijk verzoek ben ingegaan, en over mijn leven gesproken heb.

— Maar u zou dat immers doen, als we elkaar beter kenden.

— Men kent elkaar nooit goed, zei hij. Maar toch...

— Wat?

— Ik weet het niet... Màg ik u zo nu en dan van mij vertellen? Misschien, dat het u niet zó interesseert als u het laat voorkomen, uit beleefdheid... maar als ik het gedaan heb... zal ik mij verlucht voelen... Mijn God, wat zijn woorden moeilijk!

— En u spreekt uren lang...

— Dat is iets anders... Dan spreekt een ander... in mij. Als ikzelf spreek in het dagelijkse leven... zijn woorden mij moeilijk.

— Doe u dan geen geweld aan, en vertel mij... langzamerhand.

— Zeg mij: wat dacht Addy?

— Hij was teleurgesteld, maar hij heeft niet veel gezegd.

— Hij is een ernstig kind? Zeg mij, hoe hij is...