Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/302

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Wat heeft Francis? vroeg Bertha. Francis voorzichtig en bleekjes ziende binnenkomen aan Louise's arm.

— Ik ben weer beter, mama... Ik dacht, dat ik dood ging...

Op dit ogenblik werd hard aan de bel van de voordeur gerukt...

— Wie kan daar zijn!

Een van de knechts deed open.

— Wie is daar? vroeg Bertha zacht, aan de trap.

— Ik ben het, mama!

— Emilie!!

— Ja... ik...

Emilie kwam boven. Zij had in de gang een natte regenmantel afgegooid en zij was heel bleek; haar haren hingen om haar gezicht.

— Maar Emilie... wat is er??

Zij was in eén impulsie naar boven, de trap op, gelopen, niets ziende; nu plotseling zag zij de kamers, alle open, verlicht, de lange tafel, de bloemen — herinnerde ze zich, dat er diner zou zijn...

— Ik ben weggelopen! zei ze. Ik ga niet meer naar huis!

— Weggelopen!

— Ja... Eduard heeft me geslagen... en me verweten... me verweten... Ik ga niet meer naar huis... Ik blijf hier!

— Mijn God, Emilie!

— Alleen als u me wegjaagt... dan ga ik de straat op, ik weet niet waarheen... naar Leiden... naar Henri. Dan ga ik naar Henri. Versta mij goed, mama: ik ga nooit meer naar Eduard terug.

Van Naghel, juist, verscheen aan de deur.

— Emilie, wat is er??

— Papa... papa... ik ben weggelopen

— Weggelopen...

— Van Eduard. Ik heb geen leven... Hij is gierig... Hij verwijt me altijd, dat ik te veel geld uitgeef... dat mijn ouders... ja, dat u... dat u te veel geld uitgeeft! Hij is gek van gierigheid. Hij sluit mijn linnenkast af... omdat ik te veel hemden gebruik en een veel te grote was heb en een te dure wasvrouw! Hij gunt me maar één hemd in de week! Hij is gek... hij is gek geworden! Ik heb èen week lang iedere dag drie hemden gebruikt, om hem te ergeren... en die heb ik gegooid in zijn vuillinnenmand... om hem te ergeren! Vanochtend vond hij ze! Ik heb hem gezegd, dat ik meesteres was van mijn hemden en er net zoveel gebruikte als ik wou... Toen is hij razend geworden en hij heeft me geslagen...

Zij begon nerveus te lachen.

— Ik heb hem al mijn hemden om zijn oren gegooid! gilde zij lachend; en hij heeft me ze terug gegooid. De kamer was éen hemd! O, het is vreeslijk... ik heb geen leven! Ik wil niet meer terug... Papa, niet waar, ik hoef niet meer terug?