Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/473

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

TWEEDE DEEL




I


Maanden waren voorbij gesleept, toen Gerrit, uitrukkende met zijn escadron, een ontmoeting had, die hem schokre. Het was op de Koninginnegracht: op een nattige herfstmorgen, zo vroeg somber al, als zou het de hele dag lang niet helder worden; geheel de middenweg besloegen de paarden, wier hoefslag kletterde bij de rhythmische rit over de keien regelmatig: uit de vensters hingen de paarse meiden uit, om te zien naar de mooie huzaren. Een huurcoupé reed het escadron tegemoet, en moest stil houden ter zijde van het trottoir, om de paarden te laten voorbijgaan. En met een snelle blik zag Gerrit door het beslagen glas van het rijtuig het gezicht van een vrouw met lachende ogen — twee bruingouden vonken van lachende kijkers — nauwlijks langer dan twee, drie seconden, die twee opglimpingen van blij goud. Meer dan de lachende ogen had hij niet gezien in de vage vlak van het gelaat, dat geblankt had in de schaduw van het rijtuig, onder de donkere streep van een grote hoed, maar die lachblik had hem zo geschokt, dat hij een kleur kreeg — het bloed naar zijn slapen — en dat zijn slapen klopten, als had hij een borrel gedronken. Hij voelde een prikkeling in zijn nek, en dacht vlug:

— Mijn kop af, als dat niet Pauline ..... Mijn kop af, als dat niet Pauline was... Zou ze terug zijn, in Den Haag!

Maar nu herstelde hij zich, zette zich schrap strak in zijn zaâl en poogde te vergeten zijn schok, en de twee bruingouden vonken van lachende kijkers. Nu, als ze het was... wat was het dan nog? Dat alles was al zo lang geleden, en ontmoette hij zo dikwijls niet de plotseling opdoemende levende herinneringen langs zijn weg, gewoon-weg op straat, en ging hij die niet voorbij, nauwlijks met een laching van herdenken, wegschuilende onder zijn snor en eventjes broeiende in zijn blik? Als ze het was... wat was het dan nog? Hij, die al zijn dolheid geregeld had tot een rijpere gematigdheid, zou hij zich zo schokken laten door een paar lachende ogen van vroeger... Neen, hij voelde zich rustig sterk, in de bezadigdheid zijner latere jaren... Dat zijn