Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/587

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijn... En Van der Welcke had hem nooit kunnen kopen, zijn "kachel"... Had er nauwlijks, een enkele keer, éen gehuurd... Constance voelde er om éen blijvend verwijt... Nu waren zij rijk en toch... wat was hun fortuin met zoveel lasten! En lasten, die niet eens waren de natuurlijke lasten van eigen kinderen, die groot worden! Lasten van de kinderen van Gerrit... Dan werd zij maar altijd nog zuiniger, droeg haar japonnen af, tot zij glommen, en Addy zei, dat mama op haar oude dag al haar coquetterie verloor. Hij had zijn moeder altijd gekend als een elegante vrouw, en nu liep zij in blouses, die glommen als spiegels... Hij plaagde haar; hij noemde er een altijd: de spiegelblouse... Constance lachte vrolijk, zeide, dat zij er niet zoveel meer om gaf... Rijk nu, verteerde zij aan haar toilet de helft van wat zij er, vroeger, aan had verteerd... En Mathilde, die kwam uit misère van petroleumlucht en ranze boter, Mathilde, die luxe om zich heen, ieder ogenblik, had willen hebben, — Mathilde vond haar schoonmama gierig vooral, gierigheid de hoofdtrek van haar karakter...

 
 

II

Het was zes uur; Constance en Marietje hadden grootmama naar boven gebracht, want zij kwam niet meer aan tafel, en zij ging 's avonds heel vroeg naar bed. En zij waren nu in de eetkamer gezeten aan tafel: een grote tafel: een tafel — als Constance vond — van vreemden — de kinderen van haar broer — om haar man heen, die alléen recht had hier te wonen in het huis van de Oude Man en te zitten aan zijn tafel... En toch scheen het heel natuurlijk, dat Emilie er mee aanzat, dat Adeline er zat met haar vier meisjes: Marietje, Adèle, Gerdy en Klaasje, en met haar twee grote jongens, Alex en Guy; toch scheen het heel natuurlijk, dat, na de soep, de meid het grote stuk vlees zette voor Guy en dat Guy het sneed: een van de weinige dingen, die hij goed deed, als Van der Welcke hem gedachteloos plaagde; een plagerij, die wel iets waars bevatte... Zo was het iedere dag het eenvoudige maal: soep, vlees, groenten en aardappelen en iets toe, zodat Van der Welcke wel eens zeide:

— Maar Constance, wat ben jij Hollands in je smaak geworden!

— Maar als je lust ergens in hebt, zeg het dan! zeide zij dadelijk zacht, en toch vreesde zij er voor, dat hij iets noemen zou — van wild of gevogelte — dat veel te duur zou zijn voor zo een grote tafel, en zulke eetlusten als die van de kinderen: kostte het zo, met die degelijke eenvoud, al niet meer dan genoeg en was hun slagersrekening al niet belachelijk hoog, iedere maand? En Guy sneed het vlees in mooie zware plakken, die gladzuiver neervielen op elkaar, met een handigheid, die hij van heel kleine