Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/82

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Welke soirée?

— Eergisteren, de dag na de aantekening. Toen hebben ze een soirée gegeven, thuis. Ongeveer een zestig mensen. Alleen de chique kennissen en hun hofkliek. Wij niet. Mama is er geweest. Maar van de broers en zusters niemand.

— Ik wist zelfs niet, dat er een soirée was. We zijn vóor-eergisteren het bruidspaar 's middags gaan feliciteren.

— Eergisteren hebben ze hun chique partij gegeven. Van avond is het maar een feestje voor ons en voor de rommel van de kennissen. Op die eerste soirée had Bertha een lage japon, en een sleep. Nu is ze hoog.

Oom lachte.

— Ja! zei hij. Zo een partij in een hôtel vind ik altijd een afdoener. Het diner was maar zo-zo.

— Zo echt hôtel-eten.

— Hm, de champagne was goed, zei oom, die goed gedronken had.

— Wat heeft Van Naghel slecht gesproken. Spreekt hij ook zo slecht als hij zijn Indische begroting verdedigt. En wat ziet die mama van Van Raven er uit. Net een pottetrien.

— Het zijn toch chique lui.

— Ja, natuurlijk zijn ze chic. Anders zou Bertha hem niet aan haar dochter hebben gelijmd. Een verlopen sujet, die aanstaande neef van me. En wat hangt Emilie altijd aan hem. Als Floortje zo hing aan Dijkerhof, zou ik het haar thuis eens flink zeggen. Die Emilie doet net als een gemene meid.

Oom was goedmoedig, omdat hij gedronken had: hij pufte een beetje en had gaarne zijn vest wat losgeknoopt: dat rokvest werd hem te nauw...

— Wat ziet Floortje er aardig uit, vanavond, Adolfine. Dat wit staat haar goed.

Zij lachte, blij, gestreeld.

— Ja, niet waar... Emilie maakt het zo bleek. Mama Van Lowe ging voorbij, aan de arm van Otto van Naghel. Maakt Francis het nog al goed, mijn jongen?

— Ja, oma, vandaag is ze vrij wel. Maar ze is dadelijk moe, dadelijk... Hij was lang, mager, een frons boven zijn harde Van Lowe-ogen, de ogen van zijn grootvader. Hij was in die paar Indische jaren zo verbitterd, dat het voor zijn grootmoeder, zijn ouders treurig was hem aan te horen.

— Zo jammer, dat jullie niet in Indië zijn kunnen blijven, niet waar, Otto.

— A bah, oma, wat een land. U heeft mooi spreken. U heeft Indië gekend als residentsvrouw en als vrouw van de gouverneur-generaal. Maar voor jonge mensen, die beginnen...

— Papa had je toch geholpen...