Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/107

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zij schrikte en stond stil. De bacchanten, de Sater vluchtten.

Psyche ijlde terug; zij veegde zich met de hand de bevlekte brandende lippen af.

— Psyche!!

Zij snelde Eros te gemoet, maar toen zij hem zag, godgelijk en beeldschoon, blankrein in den maneschijn, met zijn edel gelaat, zijn diepbruine oogen vol liefde, toen walgde zij zoo van zichzelve, dat zij stortte aan zijn voeten in zwijm.

Hij hief haar op en legde haar op het bedde.

Hij waakte bij hare sluimering.

Den geheele nacht waakte hij bij haar...

En het scheen dat zij ijlde...

Haar gelaat gloeide van koorts en telkens veegde ze zich de lippen af.

Buiten in den tuin, lieten de bloemen treurig de kopjes hangen. De leeuwerik zweeg stil, en de kleine engeltjes zaten bij elkaâr, de wiekjes opgetrokken. Vaal en grauw was de lucht.

Dien nacht sliep Psyche in Eros's armen en de fluit lokte haar aan de kim...

Zij wond zich los en stond op...

Zij wilde hem kussen voor het laatst, maar dorst niet, om hen niet te wekken.