Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zij kuste de bloem en legde ze in het mos.

— ...Psyche! Psyche! Kom! riepen de bacchanten

Zij sprong vooruit, in het midden van den dans.

— Hier ben ik! riep zij woest.

En zij sleepten haar meê in het bosch.


 

XVI.

— — — — — — — — — — — — —

Toen Eros dien morgen ontwaakte, vond hij Psyche niet aan zijn zijde. Hij stond op, denkende, dat zij was in den tuin en trad naar buiten.

Een vale hemel dreef laag, een mist hing over de heuvelen. De leeuwerik had niet getwetterd, de cupido's fladderden niet.

— Psyche! riep hij. Psyche!

Niets antwoordde. Geen zuchtje ritselde in de bladeren der boomen, geen insekt zoemde in het gras, de bloemen hingen verwelkt aan de slappe stelen. Een doodsche kilheid waarde om. Een bang voorgevoel doorhuiverde Eros.

Hij liep langs de perken, langs de beek.

— O, waar is Psyche! smeekte hij. O, zeg mij, water, bloemen, vogels, waar is Psyche!!