Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met al onze webben, het een voor het ander, dienen wij de vorstin en beschermen haar schatten; de schatten van het Verleden, die achter ons weefsel vergaan tot stof.

— Maar als ze vergaan tot stof, wat zijn ze dan waar?

— Dom kind, stof is alles, het Verleden is stof; herinnering, stof; alles wordt stof; liefde, juweelen, alles wordt stof, en de heilige stof bewaken wij achter ons weven. Word spin als wij, weef je web, en wees wijs.

— Maar ik leef, ik ben jong, ik verlang, ik heb lief, en ik kan mij niet begraven in stof... O, zeg mij, waarheen moet ik vluchten!

De spin grijnsde schamper en bewoog met acht pooten, heel ongeduldig.

— Vraag mij niet naar de oorden der wereld, en naar de streken van den wind. Ik zit hier en weef. Ik ben heilig. Ik bewaak den schat van den troon. Verstoor mij niet meer met je wuftheid en laat je vleugels zich niet verwarren in de stralen van mijn web, ook al ben je geen mot, maar prinses van het Rijk van het Verleden...

Psyche werd bang. De spin ontzag haar omdat zij was een prinses, maar aasde toch met een boosaardig instinct... En zij deinsde