Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/273

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
zijn geest benevelt en van helsch vergif vervult.
Geheel zijn lichaam schokt, gelijk zijn ziel. Hy brult
van bloeddorst, die zijn keel verdroogt; zijne oogen branden
gelijk de houdster aan de dorre hemelwanden,
en ’t opgestoven bloed spreidt op de ontsparde kaak
een purperroode vlam. Het is de koorts der wraak,
die uitbreekt; en slechts God kan nog den voortgang stuiten
der lang verkropte drift, thands voortgezweept naar buiten!
Zoo woedt hy heel den dag door woud en velden rond,
en rukt de stammen met hun wortel uit den grond,
verbrijzelt in zijn vaart de schuldelooze hinden,
wier voeten lichter zijn dan de adem van de winden,
en slingert door de lucht haar lillend ingewand!
of keert zijn blinden loop naar Abels grazig land,
en breekt de horens af der vreedzaam weidende ossen;
of, door de vrolijkheid der huppelende rossen
getergd, strooit langs den grond hun wreed verscheurde leên!
Het aardrijk schrikt en dreunt van d’ indruk van zijn schreên,
de hemel, van zijn stem, als ’t noodgeluid der wolven,
of ’t loeien van den storm, die worselt met de golven,
ontzettend; tot in ’t eind, met bloed en zweet bedekt,
de ontmenschte, voor den voet eens heuvels neêrgestrekt,
getemd wordt door den slaap, waarin zijn leden zinken.

De sterren middlerwijl, die aan den hemel blinken,
verkondigen den tijd, waarop de geest zich scheidt
van ’t logge lichaam, dat in rust gedompeld leit,
om op den vlerk des drooms te stijgen naar den hoogen,
en (onze onwetendheid noemt die verheffing logen!)
een voorsmaak van de gaaf der heldre profecy,
de hoogste zaligheid der uitverkoren Ry,
te proeven. In dien staat van meer dan stoflijk leven,
in die begoochling van zinnen, zoo verheven,
bevond zich Caïn thands. ’t Vermoeide lichaam viel
een’ schijnbren dood ten prooi: de losgemaakte ziel
vernam de stem van God, die hem zijn lot verkondde:
„sta, Caïn! gy betreedt den ingang van de zonde!
„verwin u! smoor de vlam van oproerzucht en haat!
„vertrap de laatste vonk! of ’t uur des misdrijfs slaat!”