Deze pagina is proefgelezen
’t is onmacht om nog grooter straf
by wat wy lijden uit te denken.
Wanhopig vlieken wu den dag,
die onzen roem, die al ons heil moest krenken,
en voor de Grieksche vloot denPers verzinken zag.
by wat wy lijden uit te denken.
Wanhopig vlieken wu den dag,
die onzen roem, die al ons heil moest krenken,
en voor de Grieksche vloot denPers verzinken zag.
XERXES.
O welk een heir heb ik verloren!
Wat diepe val was my beschoren
en heel dit uitgestrekt gebied!
Van al de pracht waarmeê ’k mijn scharen
ten verren oorlog deed vergaâren
in deze pijlbus ’t al,wat my de hemel liet.
herinnert my de harde rampen,
waarmeê gy allen hebt te kampen,
en die gy wijten kunt aan uw misleiden Vorst.
Kweekt, kweekt de wroeging in mij borst!
Laat sombre rouw- en zoengezangen
hier uit uw mond mijn wanhoopkreet vervangen!
Wat diepe val was my beschoren
en heel dit uitgestrekt gebied!
Van al de pracht waarmeê ’k mijn scharen
ten verren oorlog deed vergaâren
in deze pijlbus ’t al,wat my de hemel liet.
herinnert my de harde rampen,
waarmeê gy allen hebt te kampen,
en die gy wijten kunt aan uw misleiden Vorst.
Kweekt, kweekt de wroeging in mij borst!
Laat sombre rouw- en zoengezangen
hier uit uw mond mijn wanhoopkreet vervangen!
DE REI. — EERSTE KEER.
Herinnering aan beter tijden!
Hoe foltert gy d’ ontstelden geest!
Te midden van het vreedste lijden
gevoel ik wat wy zijn geweest.
Ik kan het denkbeeld niet verjagen
dat onophoudelijk om my zweeft:
de welvaart die mijn oogen zagen,
en die ’k helaas! heb overleefd.
Hoe foltert gy d’ ontstelden geest!
Te midden van het vreedste lijden
gevoel ik wat wy zijn geweest.
Ik kan het denkbeeld niet verjagen
dat onophoudelijk om my zweeft:
de welvaart die mijn oogen zagen,
en die ’k helaas! heb overleefd.
EERSTE TEGENKEER.
Tot aan het blaauw der hemelstreken
Reikte onzer Perzen oppermacht:
door Godenhulp en ’t zorglijk kweken
van eedle Vorsten op gebracht.
Haar breede takken hingen over
op heel dit aangebeden land,
en onder schaduw vanhun lover
was ’t hoogst geluk in onzen band.
Reikte onzer Perzen oppermacht:
door Godenhulp en ’t zorglijk kweken
van eedle Vorsten op gebracht.
Haar breede takken hingen over
op heel dit aangebeden land,
en onder schaduw vanhun lover
was ’t hoogst geluk in onzen band.
TWEEDE KEER.
Houd thands, o Pers! het hoofd gebogen,