Deze pagina is proefgelezen
Wat weet hy ’t? — en beschaamd wendt hy den blik met éénen
naar elders, en verdrinkt der volken jammerkreet
in plassen van muzijk en Meijerbeers Propheet!
Toch laat hem, hoe ook wuft, en onbedacht, en grillig.
dat snijdend woord: „waarheen?” niet altoos onverschillig; —
wat Macht, kan ’t wezen voor de toekomst, die haar beidt?
En de Eeuwgeest is een Macht, een hooge Mogendheid! —
Welaan! indien by ’t feest der volle vijftig jaren
ook deze koning van zijn troon de wichelaren
van Oud-Chaldeën riep, en vroeg ze naar het lot
dier werken, waar hy hoog, gelijk een scheppend god,
op roem draagt, — naar de vrucht van zoo veel kennisplanten,
vervoerd van dag tot dag, verbeid naar alle kanten, —
van zoo veel boeken, zoo veel bladen, vol van merg
en moedwil,— naar den top van dien verheven berg:
volmaking, — naar het eind dier trotsche samenhooping
van wondren, vruchtbaar steeds in nieuwe wondren… „Sloping!
„zou ’t antwoord wezen (roept een stem), of zaagt ge niet
„de hand reeds aan den muur, die ’t Europeesch gebied
„ten prooi vervallen schreef aan ’t oude Vandalisme.
„als Meed en Pers vereend met bloedig Communisme?
„Zaagt gy den vinger niet by ’t feestbanket, die aan
„den vier en twintigsten der Februarijmaan
„het sein tot oopning gaf der sluizen? En beneden
„uit d’ afgrond spoten ze op om nooit te rug te treden,
„de waatren van dien vloed, slechts voor een wijl gesust!…
„’t Is met beschaving uit en wereldorde en rust,
„bedreigd, neen! thands niet meer door ridderhafte Gothen,
„of ruites uit de heup van Ismaël gesproten,
„als in vervlogen eeuw de aard overstroomden maar
„ververschten; de eeuw des lichts kent doodlijker gevaar
„voor heel die maatschappij, in voorspoed lang volprezen,
„voor ’t afgeleefde Euroop, wien zijn verwoesters rezen
„uit eigen schuim en slijk, uit eigen bastaardzaad,
„de vrucht, de schand, de straf, van zonder en eigenbaat.
„Neen! geen geschapen Macht kan ’t dreigend onheil wenden
„de kern verbrijzelend dier steeds herteelde benden,
„waartegen schrootvuur en bebloede bajonet
„slechts voor een dag vermag, geen menschelijke wet
„is opgewassen, ja geen Godsdienst zelf bestand is,
naar elders, en verdrinkt der volken jammerkreet
in plassen van muzijk en Meijerbeers Propheet!
Toch laat hem, hoe ook wuft, en onbedacht, en grillig.
dat snijdend woord: „waarheen?” niet altoos onverschillig; —
wat Macht, kan ’t wezen voor de toekomst, die haar beidt?
En de Eeuwgeest is een Macht, een hooge Mogendheid! —
Welaan! indien by ’t feest der volle vijftig jaren
ook deze koning van zijn troon de wichelaren
van Oud-Chaldeën riep, en vroeg ze naar het lot
dier werken, waar hy hoog, gelijk een scheppend god,
op roem draagt, — naar de vrucht van zoo veel kennisplanten,
vervoerd van dag tot dag, verbeid naar alle kanten, —
van zoo veel boeken, zoo veel bladen, vol van merg
en moedwil,— naar den top van dien verheven berg:
volmaking, — naar het eind dier trotsche samenhooping
van wondren, vruchtbaar steeds in nieuwe wondren… „Sloping!
„zou ’t antwoord wezen (roept een stem), of zaagt ge niet
„de hand reeds aan den muur, die ’t Europeesch gebied
„ten prooi vervallen schreef aan ’t oude Vandalisme.
„als Meed en Pers vereend met bloedig Communisme?
„Zaagt gy den vinger niet by ’t feestbanket, die aan
„den vier en twintigsten der Februarijmaan
„het sein tot oopning gaf der sluizen? En beneden
„uit d’ afgrond spoten ze op om nooit te rug te treden,
„de waatren van dien vloed, slechts voor een wijl gesust!…
„’t Is met beschaving uit en wereldorde en rust,
„bedreigd, neen! thands niet meer door ridderhafte Gothen,
„of ruites uit de heup van Ismaël gesproten,
„als in vervlogen eeuw de aard overstroomden maar
„ververschten; de eeuw des lichts kent doodlijker gevaar
„voor heel die maatschappij, in voorspoed lang volprezen,
„voor ’t afgeleefde Euroop, wien zijn verwoesters rezen
„uit eigen schuim en slijk, uit eigen bastaardzaad,
„de vrucht, de schand, de straf, van zonder en eigenbaat.
„Neen! geen geschapen Macht kan ’t dreigend onheil wenden
„de kern verbrijzelend dier steeds herteelde benden,
„waartegen schrootvuur en bebloede bajonet
„slechts voor een dag vermag, geen menschelijke wet
„is opgewassen, ja geen Godsdienst zelf bestand is,