Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/647

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
naar onafhankelijkheid van die hen schiep te dingen,
en, met of zonder God, ons-zelven, hoe ’t ook zij,
ten God te zijn. Van daar, in heel de maatschappij
als in den enklen zoon van Adam, die wanorden,
die tegenstrijdigheên, steeds strijdiger geworden,
naar dat het menschelijk kroost zich veroneindigde of
ontwikkelde over de aard: Onkennis,ruw en grof,
of, in verfijndr vorm, nog schuldiger onteering,
van de Almacht, van Zijn wet en wezen en regeering,
by ’t beeld, het maaksel van Zijn Geest. — Geschiedenis
der volken! daag, daag op! zeg gy het, wat er is
geworden van Gods beeld, waar ’t God geldt en Zijn kennis
het eerst! het zij de Griek, in vrome heiligschennis
zijn hoogen schoonheidszin, zijn ongelijkbre kunst
aan schepslendienst verpandt, afsmeekende de gunst
en zingende den lof van schendige godinnen
en goddelooze goôn, de slaven hunner zinnen;
het zij de Egiptenaar zijn wijsheid, hoog vereerd,
in dwaasheids toppunt, ja waanzinnigheid verkeert,
kniebuigend voor een os en voor een huiskat vastend,
’t zij voor zijn Godsdienstzin naar hooger voorwerp tasten,
de Perser uitziet naar de werken der natuur,
zijn tempel;s afbreekt en aanbidder wordt van ’t vuur,
terwijl Chaldeën rookt voor sterren en planeten,
’t zij Israël (o God! Uw Israel)! Propheten
en vaderen ten hoon, den nabuur één voor één
zijn Astaroths benijdt of Thammuz vuilogheên, —
’t zij straks de Christenheid, in Isrels plaats getreden,
ook zy dien God ontrouw, haar bijgeloovigheden,
verval en afval, beeld- en zelfdienst, ja! in ’t end
haar Algodisterij, der afgoôn afgod, kent.
Zie daar dan, — de eeuwen door van mensch- en volkshistorie,
met hoe veel glansen ook van allerhande glorie
omwoeld, — die ééne kwaal, in talloosheden van
verschijnslen, beide mensch en menschlijkheid ten ban:
des menschen scheiding van zijn God, des menschdoms zonde
Wat zoeken wy dan nog voor de onverheelbre wonde
van de in haar smerten half bezweken maatschappij
in heulsap, die slechts dooft, genezende artsenij?
Voor zelfontwikkeling, zelfregeering, zelfvolmaking,