Deze pagina is proefgelezen
(ach holle galmen voor steeds nieuwe Godsverzaking!)
was nooit de redding van òf mensch òf menschdom veil.
Hereeniging met God! dáár slechts is beider heil.
God wil ze. Ja, Hy sprak van vrede, van verzoening.
Zijn wijsheid in den weg van volle rechtsvoldoening
vond voor Zijn liefde een werk, waarvoor by beurten stijgt
of van bewondring en aanbidding zwichtend zwijgt
der Englen loflied in den tempelhof Daarboven!
Gods Eden hoorde reeds dien Menschenzoon beloven,
der menschheid Wreker en Verlosser, die de wet
van zonde en dood ontbindt en Satans kop verplet, —
dat zaad van Abraham, door al de nageslachten
uit Adam als hun Licht en Zaligheid te wachten, —
dien spruit uit Juda, Rijske uit Jesse, Heer en Zoon
van David, afgebeeld in Isrels wetgeboôn
door offerdienst en bloed en in voorspiegelingen
van hooge, reeds volbrachte en nog aanstaande, dingen, —
dien Heiland, uitgedrukt in ’t Goddelijk akkoord
van aller Zienders en Psalmisten waarheidswoord,
als Leeraar, die Gods wet vervullen komt en leeren,
als Koning, door Zijn dood bestemd te triomfeeren,
als Hoogepriester, die met eigen smetloos bloed
voor de ongerechtigheid van heel een wereld boet.
Hosanna den Propheet uit Nazareth! den Koning
op ’t jong der ezelin in stille machtbetooning!
Hosanna ’t Gods-Lam, dat Zijn haters niet verklaagt,
maar voor Zijn moorders bidt, en hunne zonden draagt!
Ja! ook ons Pascha is geslacht! kom, volk der Joden!
en vier het met ons mede in de ongezuurde brooden
van vrede in waarheid. Dat ons feest zich aan het uw,
uw Paaschvreugd zich aan de onze in dankbre aanbidding huw’!
het beiderlei verbond, alle onze erinneringen,
van wederzijde elkaêr omhelzen en doordringen!
Neen, wy vergeten niet, hoe met een sterke hand
en uitgestrekten arm God uit Egipteland
u uitvoerde en door ’t pad van zee en wildernissen
in Jacobs erfland bracht naar Zijn beloftenissen.
Gy dan, ai! ken dien Heer, naar ’t vleesch uw Stamverwant,
den Goël, dien gy wacht! Aanschouw die sterke hand,
ach! die zoo menigmaal herstel gebood en leven,
was nooit de redding van òf mensch òf menschdom veil.
Hereeniging met God! dáár slechts is beider heil.
God wil ze. Ja, Hy sprak van vrede, van verzoening.
Zijn wijsheid in den weg van volle rechtsvoldoening
vond voor Zijn liefde een werk, waarvoor by beurten stijgt
of van bewondring en aanbidding zwichtend zwijgt
der Englen loflied in den tempelhof Daarboven!
Gods Eden hoorde reeds dien Menschenzoon beloven,
der menschheid Wreker en Verlosser, die de wet
van zonde en dood ontbindt en Satans kop verplet, —
dat zaad van Abraham, door al de nageslachten
uit Adam als hun Licht en Zaligheid te wachten, —
dien spruit uit Juda, Rijske uit Jesse, Heer en Zoon
van David, afgebeeld in Isrels wetgeboôn
door offerdienst en bloed en in voorspiegelingen
van hooge, reeds volbrachte en nog aanstaande, dingen, —
dien Heiland, uitgedrukt in ’t Goddelijk akkoord
van aller Zienders en Psalmisten waarheidswoord,
als Leeraar, die Gods wet vervullen komt en leeren,
als Koning, door Zijn dood bestemd te triomfeeren,
als Hoogepriester, die met eigen smetloos bloed
voor de ongerechtigheid van heel een wereld boet.
Hosanna den Propheet uit Nazareth! den Koning
op ’t jong der ezelin in stille machtbetooning!
Hosanna ’t Gods-Lam, dat Zijn haters niet verklaagt,
maar voor Zijn moorders bidt, en hunne zonden draagt!
Ja! ook ons Pascha is geslacht! kom, volk der Joden!
en vier het met ons mede in de ongezuurde brooden
van vrede in waarheid. Dat ons feest zich aan het uw,
uw Paaschvreugd zich aan de onze in dankbre aanbidding huw’!
het beiderlei verbond, alle onze erinneringen,
van wederzijde elkaêr omhelzen en doordringen!
Neen, wy vergeten niet, hoe met een sterke hand
en uitgestrekten arm God uit Egipteland
u uitvoerde en door ’t pad van zee en wildernissen
in Jacobs erfland bracht naar Zijn beloftenissen.
Gy dan, ai! ken dien Heer, naar ’t vleesch uw Stamverwant,
den Goël, dien gy wacht! Aanschouw die sterke hand,
ach! die zoo menigmaal herstel gebood en leven,