Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/106

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is gevalideerd
92
OVER DE NATUURKEUS.

men het dan voor onwaarschijnlijk houden als wij zien dat er veranderingen, ontwijfelbaar nuttig voor den mensch, geschied zijn, dat ook andere veranderingen, op de eene of andere wijze nuttig voor elk wezen in den grooten en zamengestelden strijd des levens, somtijds voorgevallen zijn gedurende den loop der eeuwen en onder de duizende generatiën? Als dat zoo is, kunnen wij dan twijfelen—ons herinnerende dat er veel meer individuen geboren worden dan bij mogelijkheid in het leven kunnen blijven—dat zulke individuen die het eene of andere voordeel bezitten, niet de meeste kans zullen hebben om in het leven te blijven en zich voort te planten? En aan den anderen kant, wij kunnen zeker zijn dat de eene of andere verandering, al is zij slechts zeer weinig ten nadeele van het individu, onvermijdelijk uitgeroeid zal worden. Dat behouden blijven van gunstige veranderingen en die verwerping van ongunstigen noem ik natuurkeus. Veranderingen, die noch nuttig, noch schadelijk zijn, worden niet door de natuurkeus geacht en blijven als dobberende bestaan, zooals wij waarschijnlijk in die soorten zien welke veelvormig, polymorphisch, geheeten worden.

Wij kunnen het beter begrijpen hoe de waarschijnlijke handelwijze der natuurkeus is, als wij ons eene landstreek verbeelden die de eene of andere physische verandering, bij voorbeeld van het klimaat, ondergaat. De betrekkelijke getalen harer bewoners zullen meestal onmiddellijk veranderen, en sommige soorten zullen zelfs worden uitgeroeid. Wij mogen besluiten uit hetgeen wij gezien hebben van de innige en zamengestelde wijze waarop de bewoners van een gewest met elkander verbonden zijn, dat eene verandering in de betrekkelijke getalen der bewoners, onafhankelijk van de verandering des klimaats, velen dier schepselen op eene ernstige wijze zou treffen. Als het gewest toegankelijk was, zouden er zekerlijk nieuwe vormen in trekken, en ook dat zou van grooten invloed zijn op de verhoudingen van zijne vroegere bewoners. Herinneren wij ons wat de gevolgen zijn der invoering van een enkelen boom of een enkel