Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/115

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is gevalideerd
101
DE SEXUELE KEUS

weten hoe dikwijls de wijfjes eene bepaalde voorkeur of tegenzin in sommige mannetjes vertoonen: zoo beschrijft  r. heron  een paauw, die zeer in trek was bij alle zijne paauwinnen. Het moge kinderachtig schijnen eenig gewigt toe te schrijven aan zulke klaarblijkelijk zoo zwakke middelen: ik kan hier niet in bijzonderheden treden noodig om mijne bewering te ondersteunen; doch als de mensch in staat is om in weinig tijds een ander voorkomen en andere vederen aan zijne hoenders te geven, beantwoordende aan zijne denkbeelden van schoonheid, dan zie ik geen reden waarom men niet zou mogen gelooven dat vrouwelijke vogelen, gedurende duizende generatiën de schoonste of de welluidendste mannetjes uitkiezende, niet in staat zouden zijn om eenigen invloed uit te oefenen. Ik vermoed dat sommige wel bekende wetten ten opzigte van den vederdos der mannelijke en vrouwelijke individuen in vergelijking met dien der jongen, verklaard kunnen worden uit het oogpunt, dat het gevederte vooral door sexuele keus is gewijzigd geworden, werkzaam zijnde vooral in dien tijd waarin de vogels ter voortplanting geschikt worden, of wel in den broedtijd. De wijzigingen, op die wijze ontstaan, zijn overerfelijk op den gelijken leeftijd of op den gelijken tijd des jaars, hetzij bij de mannetjes alleen, hetzij bij beide sexen: doch dit onderwerp zou ons hier veel te ver voeren.

Zoo geloof ik ook, als de mannetjes en wijfjes eener soort in het algemeen de zelfde levenswijs hebben, maar als zij verschillen in voorkomen, kleur of versierselen, dat zulke verschillen grootendeels door de sexuele keus zijn voortgebragt; dat is, sommige mannelijke individuen hebben gedurende vele opvolgende generatiën het eene of andere geringe voordeel boven anderen gehad, hetzij in hunne wapens, in hunne middelen ter verdediging, of in hunne bekoorlijkheden; en zij hebben die voordeelen op hunne mannelijke nakomelingen overgebragt. Echter schrijf ik niet alle sexuele verschillen aan die oorzaak toe, want wij zien bijzonderheden opkomen en blijvend worden bij de man-