Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/117

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is gevalideerd
103
AANGEBORENE NEIGINGEN.

onopzettelijk, zonder eenig voornemen om het ras te veredelen, zulks toch doet, door de begeerte die iedereen eigen is om steeds de beste honden te bezitten.

Zelfs zonder eenige verandering in de betrekkelijke getallen der dieren waarop onze wolf aast, kan er een individu of eenigen geboren worden met eene aangeborene neiging om zekere bepaalde dieren bij voorkeur te vervolgen. Niet zelden bespeuren wij een groot onderscheid in de natuurlijke neigingen onzer huisdieren: de eene kat zal ratten, de andere zal muizen vangen; volgens  st. john  bragt zekere kat niets dan gevleugeld wild te huis, eene andere slechts hazen en konijnen, en eene derde, die steeds bij nacht in moerassen op de jagt was, ving houtsnippen en watersnippen. De neiging van sommige katten om liever ratten dan muizen te vangen is erfelijk, gelijk bekend is. Als nu de eene of andere geringe aangeborene neiging of gewoonte of wijziging in het ligchaam den eenen of anderen wolf begunstigt, zal hij natuurlijk de meeste kans hebben om in het leven te blijven en zich voort te planten. Eenigen zijner jongen zullen waarschijnlijk de zelfde neigingen of gewoonten of ligchamelijke wijzigingen erven, en door de herhaling daarvan zal er een nieuw ras ontstaan, hetwelk óf den ouderen vorm zal verdringen óf nevens hem zal blijven bestaan. En verder, als sommige wolven eene bergachtige landstreek bewonen en anderen zich op de lage vlakten ophouden, dan zullen zij natuurlijk genoodzaakt zijn om op verschillende dieren te jagen: en door het voortdurend behouden blijven van die individuen, welke het best voor de twee landstreken en voor de twee levenswijzen zijn geschikt, zullen er langzamerhand twee verschillende rassen gevormd worden. Die rassen zullen zich onderling kruisen en zich vermengen waar zij elkander aantreffen; doch dit onderwerp zullen wij later behandelen. Ik moet hier bijvoegen dat, volgens  pierce, twee rassen van wolven de Catskill-bergen in de Vereenigde Staten bewonen, het eene ras als een jagthond van gedaante en dat op herten jaagt, en het andere meer gedrongen van lijf met