Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/121

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
107
WERKING DER NATUURKEUS.

klaver, Trifolium incarnatum, schijnen niet het geringste in lengte te verschillen, echter kan de honigbij met gemak den nectar zuigen uit de incarnaatklaver, maar niet uit de gewone roode klaver, die door wespen alleen wordt bezocht, zoodat geheele velden van roode klaver te vergeefs een overvloed van heerlijken nectar aan de honigbij bieden. Derhalve zou het voorzeker een groot voordeel zijn voor de honigbij, indien zij een snuit had die slechts een weinig langer of anders gebogen was dan die welken zij nu heeft. Aan den anderen kant heb ik door proefnemingen de overtuiging verkregen dat de bevruchting van de klaver afhankelijk is van de bijen: zij moeten de bloemen dier plant bezoeken, de verschillende deelen der bloemkroon doen bewegen, en zoodoende het stuifmeel over de oppervlakte van den stempel verspreiden. Daarom, als de wespen zeer zeldzaam werden in eene landstreek, zou het een groot voordeel voor de roode klaver zijn indien zij eene kortere of dieper ingesnedene bloemkroon had, zoodat de honigbij hare bloemen kon bezoeken. Uit dit alles kunnen wij dus nagaan hoe eene bloem en een insekt langzamerhand, hetzij gelijktijdig, hetzij achtereenvolgend, op de volkomenste wijze gewijzigd en voor elkander geschikt gemaakt kunnen worden, door de voortdurende bewaring van zulke individuen die de eene of andere geringe, maar nuttige afwijking vertoonen.

Ik verwacht dat men tegen deze leer van de natuurkeus de zelfde of gelijke tegenwerpingen zal maken als die, welke men in het eerst opperde tegen Sir charles lyell's verhevene leer van "de hedendaagsche veranderingen der aarde, toegepast op de geologie." Doch tegenwoordig hoort men niet meer de werking van de golven op het strand eene onbeteekenende en eene nietige noemen, en vindt men in haar de ware oorzaak van de uitholling en uitspoeling van groote dalen of van de vorming van lange reijen heuvels en van ruggen in het binnenland. De, natuurkeus kan slechts werken door het bewaren en opstapelen van oneindig kleine, erfelijke wijzigingen, allen nuttig voor het