Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/131

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is gevalideerd
117
DE ONDERLINGE KRUISING.

er na en dan eene onderlinge kruising plaats heeft bij alle dieren en bij alle planten zonder uitzondering. Zelfs al geschiedt zulks met lange tusschenpoozen, ben ik toch overtuigd dat de daardoor voortgebragte jongen zóóveel die jongen, welke door zelfbevruchting verwekt zijn, zullen overtreffen in kracht en vruchtbaarheid, dat zij meer kans zullen hebben om in het leven te blijven en zich voort te planten; en derhalve moet de uitwerking van kruisingen zelfs met lange tusschenpoozen in den loop des tijds zeer groot worden. Als er bewerktuigde wezens bestaan die zich nooit kruisen, kan de eenheid van kenmerken zoolang onder hen bestaande blijven, als de levensvoorwaarden de zelfden blijven, en wel eeniglijk door de erfelijkheid en door de natuurkeus, die elk wezen vernietigt, hetwelk van den grondvorm afwijkt. Doch als de levensvoorwaarden veranderen of gewijzigd worden, kan er slechts eenheid van kenmerken aan de gewijzigde jongen gegeven worden door de natuurkeus alleen, welke altijd de zelfde nuttige wijzigingen tracht te bewaren.

Ook de afgezonderdheid, de isolatie, is zeer gewigtig voor de natuurkeus. Als een beperkte of afgezonderde omtrek niet al te groot is, zullen de levensvoorwaarden in het algemeen overal zeer zeker de zelfden zijn: zoodat de natuurkeus streven zal om alle individuen eener soort binnen dien geheelen omtrek te wijzigen en geschikt te maken in betrekking tot de bestaande voorwaarden des levens. Derhalve zal ook eene kruising met individuen der zelfde soort, maar die buiten dien omtrek leven en waar dus andere levensvoorwaarden heerschen, verhinderd worden. Doch waarschijnlijk werkt de afgezonderdheid nog krachtiger door te beletten dat sommige reeds meer geschikt gewordene dieren naar die landstreek verhuizen, nadat zij de eene of andere physische verandering heeft ondergaan, zooals eene verandering van het klimaat, eene opheffing van het land, en dergelijken. Door zulk eene landverhuizing te verhinderen, blijven derhalve de nieuwe plaatsen in de huishouding der natuur open voor de oude bewoners des lands, die er nu om kunnen strijden en er geschikt