Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/153

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is gevalideerd
137
DE UITEENSPREIDING DER KENMERKEN.

soorten a14 en z14 veel grooter zijn dan hetwelk tusschen de oorspronkelijke soorten A en L bestond. Bovendien zullen ook de nieuwe soorten op eene geheel andere wijze met elkander verbonden zijn. Van de acht afstammelingen van A zullende drie gemerkt a14, q14 en p14 na verwant aan elkander zijn, omdat zij niet zeer lang geleden uit a10 ontsprongen zijn. Doch b14 en f14, wijl zij in een vroeger tijdvak uit a10 ontsprongen zijn, zullen zich in sommige opzigten van de drie straks genoemde soorten onderscheiden. Eindelijk o14, e14 en m14 zullen wel onderling na verwant zijn, maar wijl zij reeds in het eerst toen er wijzigingen te voorschijn kwamen, afgeweken zijn, zullen zij nu zeer veel van de vijf andere soorten moeten verschillen, en gezamenlijk een ondergeslacht of zelfs wel een onderscheiden geslacht uitmaken.

De zes afstammelingen van I zullen twee ondergeslachten of zelfs geslachten vormen. Doch daar de oorspronkelijke soort I zeer veel van A verschilde—immers zij waren bijna de uitersten van het oorspronkelijke geslacht—zoo verschillen de zes afstammelingen van I, reeds ten gevolge van de erfelijkheid alleen, grootelijks van de acht afstammelingen van A; ook zijn bovendien de twee groepen in verschillende rigtingen uiteengeweken. De tusschensoorten—en dit is een zeer belangrijk punt in onze beschouwing—welke de oorspronkelijke soorten A en I met elkander verbonden, zijn allen, behalve F, uitgestorven en hebben geene nakomelingen achtergelaten. Daarom moeten de zes nieuwe soorten, van I afkomstig, en de acht die van A afstammen, als zeer onderscheidene geslachten, ja zelfs als onderfamiliën beschouwd worden.

Op die wijze geloof ik dat er twee of meer geslachten door opklimmende en uiteenloopende wijzigingen zijn voortgekomen uit twee of meer soorten van het zelfde geslacht. En die twee of meer moedersoorten zijn afkomstig van ééne soort van een vroeger geslacht. Dat is onderaan op onze teekening aangewezen door de afgebrokene lijnen beneden de kapitale letters,