Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/152

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
136
OVER DE NATUURKEUS.

aanzienlijke som van wijzigingen voorstelt, dan zullen soort A en alle vroegere rassen uitgeroeid zijn geworden, en zal hunne plaats ingenomen zijn door de acht nieuwe soorten a14 tot m14; en soort I zal vervangen zijn geworden door zes nieuwe soorten n14 tot z14 .

Doch wij mogen nog verder gaan. Wij vooronderstelden dat de oorspronkelijke soorten van ons geslacht in ongelijke mate op elkander geleken, zooals veelal in de natuur het geval is: soort A nader verwant aan B, C en D dan aan de overigen; soort I nader aan G, H, K en L dan aan F, E, D. Ook vooronderstelden wij dat die twee soorten, A en I, zeer algemeen en verspreid waren, zoodat zij oorspronkelijk reeds eenig voordeel, eenig overwigt op de andere soorten van het geslacht moeten gehad hebben. Hare gewijzigde afstammelingen, veertien in getal bij de veertienduizendste generatie, zullen waarschijnlijk eenigen van die zelfde voordeelen geërfd hebben; ook zijn zij op eene uiteenloopende wijze gewijzigd en verbeterd geworden op elken trap der opklimmende lijn, en zoodoende geschikt geworden voor vele plaatsen in de huishouding der natuur van hun gewest. Daarom komt het mij voor hoogst waarschijnlijk te zijn, dat zij de plaatsen zullen hebben ingenomen van, en dus uitgeroeid zullen hebben niet slechts hunne eigene ouders A en I, maar ook eenigen van de oorspronkelijke soorten, die het naast aan hunne ouders verwant waren. Daardoor zullen er slechts weinig oorspronkelijke soorten geweest zijn, die afstammelingen tot de veertienduizendste generatie hebben nagelaten. Wij willen stellen dat slechts eene soort, F, van de twee soorten welke het minst verwant waren met de negen overigen, nakomelingen tot in de veertienduizendste generatie heeft voortgebragt.

De nieuwe soorten, die volgens onze teekening van de elf oorspronkelijken afstammen, zullen nu vijftien in getal zijn. Ten gevolge van de uiteenspreiding der kenmerken door de natuurkeus zal het verschil in kenmerken tusschen de