Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/165

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
149
HET GEBRUIK EN HET ONBRUIK.

grond hun voedsel zoeken, vliegen hoogst zelden en wel slechts om aan een gevaar te ontkomen: ik geloof dat de bijna vleugellooze toestand van verschillende vogels die in de jongst verloopene tijden op sommige eilanden woonden, en welke door geen roofdier verontrust werden, veroorzaakt is geworden door het onbruik. Het is waar, de struisvogel bewoont het vaste land en is aan gevaren blootgesteld waaraan hij, omdat hij niet kan vliegen, geenszins kan ontkomen; maar door achteruit te slaan kan hij zich tegen zijne vijanden verdedigen, even goed als een der viervoetige dieren. Wij kunnen ons verbeelden dat de eerste stamvader van den struisvogel gewoonten had gelijk aan die van den trap, Otis; en dat, daar de natuurkeus gedurende vele opeenvolgende generatiën de grootte en de zwaarte van zijn ligchaam vermeerderde, zijne beenen meer in gebruik en zijne vleugelen meer in onbruik kwamen, zoodat de laatsten eindelijk ongeschikt werden om tot vliegen te dienen.

Kirby heeft opgemerkt, en ik heb later het zelfde waargenomen, dat de voorste tarsi of pooten van vele mannetjes van den mestkever zeer dikwijls afgebroken zijn: hij onderzocht zeventien soorten van zijne verzameling, en geen enkele vertoonde een spoor daarvan. Bij Onites apelles zijn de pooten zoo dikwijls verloren gegaan, dat het insekt beschreven is als zonder pooten te zijn. Bij eenige andere geslachten zijn zij aanwezig, doch slechts in beginsel. Bij den Ateuchus of den heiligen kever der Egyptenaren ontbreken zij geheel en al. Ik kan niet gelooven dat wij hier aan een erfelijk gebrek moeten denken, want er bestaat geene waarschijnlijkheid dat verminkingen altijd erfelijk zijn. Ik ben eerder genegen de geheele afwezigheid van de voorpooten bij Ateuchus en hun onontwikkelden toestand bij eenige andere geslachten, te verklaren door de lang aanhoudende uitwerkselen van het onbruik bij hunne stamouders. Men zou kunnen tegenwerpen dat zij afgesleten konden zijn. Neen, want zelfs jonge mestkevers missen die