Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/173

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
157
HET VERBAND DER DEELEN ONDERLING.

maat. Vooral is dit het geval in amerikaansche werken over vruchtboomen, waarin zekere verscheidenheden gewoonlijk voor de noordelijke, en anderen voor de zuidelijke Vereenigde Staten aangeprezen worden; en wijl de meesten dier verscheidenheden van nieuwen oorsprong zijn, kunnen zij derhalve hare verschillen niet aan de gewoonte verschuldigd zijn.

In het algemeen geloof ik te mogen besluiten dat de gewoonte, het gebruik en het onbruik, in eenige gevallen een groot aandeel gehad hebben in de wijziging van het gestel en van de inrigting der onderscheidene werktuigen; doch dat de uitwerkselen van het gebruik en het onbruik dikwijls zeer naauw vereenigd en somtijds zelfs te boven gegaan zijn door den invloed van de natuurkeus op het uitkiezen van aangeborene wijzigingen.


HET VERBAND DER DEELEN GEDURENDE DEN WASDOM.


Door deze uitdrukking wil ik zeggen dat de geheele bewerktuiging zoo ineengeweven is en dat al hare deelen onderling zoo verbonden zijn gedurende den wasdom en de ontwikkeling, dat, als er geringe veranderingen in een deel voorvallen en die door de natuurkeus opgehoopt worden, ook andere deelen tevens gewijzigd worden. Dit is een hoogst belangrijk onderwerp, hetwelk gewoonlijk verkeerd begrepen wordt. Het duidelijkste geval is dit: wijzigingen opgehoopt ten nutte van het jong of van de larve alleen, zullen zekerlijk de ligchaamsinrigting van het volwassene wezen wijzigen, op de zelfde wijze als eene misvorming die het embryo treft een ernstigen invloed op het volwassene dier zal uitoefenen. De verschillende deelen des ligchaams, die in den embryonalen staat aan elkander gelijk zijn, schijnen vatbaar te zijn om op eene gelijke wijze veranderingen te ondergaan: wij zien dit in de linker- en regterzijden van het ligchaam die op de zelfde wijze afwijken, en in de bovenste en onderste ledematen die gelijkelijk veranderen.