Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/228

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
212
BEZWAREN TEGEN DE LEER.

verder gewijzigd en eene klimplant werd. De naakte huid aan den kop van den gier wordt algemeen beschouwd als eene inrigting uitmuntend geschikt om het dier toe te laten in rottend aas rond te wroeten; doch wij zullen er ons wel voor wachten om het zelfde te denken, als wij zien dat de kop van den graanetenden kalkoenschen haan niet minder naakt is. De naden in de schedels van jonge zoogdieren zijn dikwijls aangewezen als eene uiterst schoone inrigting, om de baring voor de moeder minder moeijelijk te maken, en er is geen twijfel aan of zij zal er gemakkelijker door worden, ja zelfs zullen die naden onmisbaar zijn voor dat bedrijf; doch daar er ook naden gevonden worden in de schedels van jonge vogels en kruipende dieren, welke niets anders te doen hebben dan eene eijerschaal te verbreken, mogen wij het er voor houden dat die naden een gevolg zijn van de wetten der ontwikkeling, en dat er nut van getrokken is in de baring van de hoogere dieren.

Wij zijn zeer onkundig in de oorzaken die geringe en onbelangrijke wijzigingen voortbrengen; door dit te bedenken worden wij tot voorzigtigheid aangespoord in het uitspreken van ons oordeel over de verschillen van de rassen onzer huisdieren in verschillende landstreken—vooral in de minder beschaafde landen, waar de kunstkeus slechts weinig is uitgeoefend. Naauwkeurige waarnemers hebben gezien dat een vochtig klimaat invloed heeft op den haargroei, en dat de hoorns met het haar in betrekking staan. Rassen, die op bergen wonen, verschillen altijd van de rassen der lage vlakten, en eene bergachtige streek zal ongetwijfeld de achterste ledematen wijzigen, omdat zij meer geoefend worden; dien ten gevolge zal misschien zelfs de vorm van het bekken veranderen, en dan zullen, door de wet van overeenkomstige veranderingen ook de voorste ledematen en zelfs de kop waarschijnlijk veranderd worden. De vorm van het bekken zal misschien door drukking den vorm van het hoofd van het jonge dier doen veranderen, hetzij in de baarmoeder, hetzij gedurende de baring. De moei-