Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/252

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
236
OVER HET INSTINKT.

men. Ofschoon een volkomen vertrouwen stellende in de opgaven van mannen als huber en smith, trachtte ik toch mij zelven als 't ware tot ongeloovigheid te dwingen, mij voorstellende dat het wel te verontschuldigen zou zijn indien iemand aan de waarheid twijfelde van zulk een hoogst zonderling instinkt als dat der slavenmakende mieren is. Daarom veroorlove men mij de waarnemingen die ik zelf gedaan heb, in bijzonderheden te verhalen. Ik maakte veertien nesten van F. sanguinea open, en vond in allen eenige slaven. Mannetjes en vruchtbare wijfjes van de slavensoort F. fusca vindt men slechts in hunne eigene gemeenten, en zijn nooit in de nesten van F. sanguinea aangetroffen. De slaven zijn zwart en niet meer dan half zoo groot als hunne roode meesters; zoodat zij duidelijk genoeg van elkander te onderscheiden zijn. Als het nest slechts in ligten graad verwoest wordt, komen de slaven terstond naar buiten: zij zijn dan, even als hunne meesters, zeer onrustig en verdedigen het nest zoo goed mogelijk. Als het nest in verderen graad verstoord en de larven en poppen aan het licht blootgesteld worden, werken de slaven vlijtig met hunne meesters om die larven en poppen op eene veilige plaats te bergen. Daaruit blijkt dat de slaven zich volkomen te huis gevoelen. Gedurende de maanden Junij en Julij van drie achtereenvolgende jaren heb ik verscheidene uren aaneen op verschillende nesten met aandacht gelet, en zag nooit een slaaf uit of in het nest gaan. Wijl het getal der slaven gedurende die maanden uitermate gering is, dacht ik dat zij zich anders zouden gedragen indien hun getal grooter werd; doch smith doet mij weten dat hij gelet heeft op de nesten op verschillende uren van den dag, gedurende de maanden Mei, Junij en Augustus, en dat hij nooit slaven gezien heeft, welke uit of in het nest gingen, hoewel zij in Augustus zeer talrijk zijn. Daarom beschouwt hij hen uitsluitend als huisknechten. De meesters, integendeel, ziet men onophoudelijk heen en weêr gaan om bouwstoffen voor het nest en alle soorten van voedsel