Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/251

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
235
HET INSTINKT DER MIEREN.
 

HET SLAVENMAKEN DER MIEREN.


Dit opmerkelijke instinkt werd het eerst ontdekt bij Formica (Polyerges) rufescens, door pierre huber, een nog beter waarnemer dan zijn beroemde vader was. Die genoemde mier is volkomen afhankelijk van hare slaven; zonder die slaven zou de soort zekerlijk binnen een enkel jaar uitsterven. De mannetjes en de vruchtbare wijfjes doen geene werkzaamheden hoegenaamd. De werkmieren of onvruchtbare wijfjes doen niets dan slavenmaken; zij zijn vol moed en kracht om zulks te doen, maar in het geheel niet in staat om hare eigene nesten te maken of hare eigene jongen op te voeden. Als het oude nest bevonden wordt niet langer geschikt te zijn, en als zij dus moeten verhuizen, zijn het de slaven die de verhuizing bepalen en gewoonlijk hunne meesters in den bek overdragen. Die meesters zijn zoo uiterst onbehelpelijk, dat als huber een dertigtal opsloot zonder een slaaf er bij te laten blijven, maar met een overvloed van dat voedsel hetwelk zij het liefst hadden, en met hare larven en poppen daarbij om haar tot werken aan te sporen, zij toch niets deden: zij konden niet eens zich zelven voederen en velen stierven van honger. Toen bragt huber er een enkelen slaaf, Formica fusca, bij. Terstond begon hij te arbeiden, hij voederde zijne meesters en redde dus het leven van die nog in leven waren, maakte eenige cellen, paste op de larven en bragt alles in orde. Wat is wonderlijker dan deze wel bewezene feiten? Als wij geen kennis hadden aan andere slavenmakende mieren, zou het voorzeker eene hopelooze zaak zijn te trachten eene verklaring te geven hoe er zulk een wonderbaar instinkt ontstaan is.

Van eene andere soort van mier, Formica sanguinea, is ook het eerst door p. huber ontdekt dat zij slaven maakt. Die soort wordt ook in het zuiden van Engeland gevonden, en hare gewoonten zijn dáár door f. smith waargeno-