Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/260

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
244
OVER HET INSTINKT.

van cellen. Doch dit te veronderstellen is niet zoo geheel uit de lucht gegrepen, want zij is reeds in zoo verre in staat om over afstanden te kunnen oordeelen, dat zij altijd hare bolvormige cellen zoo digt bij elkander bouwt, dat zij elkander aanraken, en dat zij de plaatsen van aanraking door volkomen vlakke oppervlakten vereenigt. Wij mogen verder veronderstellen, en dit is niet moeijelijk, dat, nadat er zeszijdige prismaas gevormd zijn door het tegen elkander aanbouwen van spheren in de zelfde laag, de Melipona de cel langer kan maken, en wel zóó lang dat er honig genoeg in bewaard kan worden, op de zelfde wijze als de aardhommel kokers van was bouwt op de ronde openingen van hare oude cocons. Door zulke wijzigingen van het instinkt, die op zich zelven niet zoo heel wonderlijk zijn—niet wonderlijker dan die welke den vogel leiden in het maken van zijn nest—geloof ik dat de honigbij door de natuurkeus haar onnavolgbaar instinkt van cellen te bouwen heeft verkregen.

Wijl nu de natuurkeus eeniglijk werkt door het opstapelen van geringe wijzigingen in de ligchaamsinrigting of in het instinkt, die elk op zich zelve voordeelig zijn voor het individu in de omstandigheden waarin het geplaatst is, zou er met regt gevraagd kunnen worden, hoe eene lange en trapgewijze opvolging van een gewijzigd instinkt om cellen te bouwen ten nutte geweest kan zijn voor de voorvaderen van de honigbij? Mij dunkt het antwoord is niet moeijelijk. Het is bekend dat de bijen soms eene groote moeite hebben om eene genoegzame hoeveelheid nectar te bekomen; tegetmeier meldt mij dat hij bij ondervinding heeft hoe er niet minder dan twaalf of vijftien ponden drooge suiker door een zwerm bijen verteerd worden, om een pond was te kunnen afscheiden; zoodat er eene ontzaggelijke hoeveelheid vloeibare nectar door eenen zwerm bijen verzameld en verteerd moet worden, om het noodige was voor de zamenstelling der graten te kunnen afscheiden. Bovendien, eene menigte bijen vliegen gedurende