Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/348

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
60
DE ONVOLKOMENHEID DER GEOLOGISCHE GESCHIEDENIS.

broken wordt door veranderingen in het waterpas van den bodem, en dat er geringe veranderingen van het klimaat zullen gebeuren, gedurende zulke lange tijdperken. In die gevallen moeten de bewoners van den archipel verhuizen en geen onafgebrokene reeks van wijzigingen kan in eenige vorming bewaard blijven. Zeer vele zeebewoners van den archipel hebben tegenwoordig een gebied vele duizende mijlen grooter dan de omtrek van die eilandgroepen. De analogie doet mij gelooven dat het voornamelijk die ver uitgespreide soorten zijn, welke de meeste nieuwe rassen zullen opleveren. Die rassen zullen in het eerst gemeenlijk plaatselijk zijn, maar als zij eenig bepaald voorregt bezitten, of als zij verder gewijzigd en verbeterd worden, zullen zij zich langzaam uitbreiden en de oudervormen verdringen. Als zulke rassen naderhand naar hunne oude woonplaatsen terug keerden, terwijl zij van hunne vorige gedaante verschillen, al was het ook nog zoo gering, dan zouden zij toch volgens de grondbeginselen van vele palaeontologen als nieuwe en verschillende soorten gerangschikt worden.

Derhalve, als er iets waars is in de voorgaande opmerkingen, hebben wij geen regt te verwachten dat wij in onze geologische vormingen eene menigte overgangvormen zullen vinden, die volgens mijne leer zekerlijk alle verledene en tegenwoordige soorten van de zelfde groep vereenigen tot eene lange en vertakte keten. Wij behoeven slechts schakels uit te zoeken, sommigen digter bij een, anderen verder van elkander afstaande, en als zij gevonden worden in verschillende afdeelingen der zelfde vorming, zullen zij door de meeste palaeontologen terstond als soorten beschouwd worden. Ik geloof niet dat ik ooit vermoed zou hebben welk eene armoede van geologische gedenkstukken zelfs de best bewaarde geologische afdeeling ons vertoont, indien de tegenwerping dat wij geen overgangen en schakels in de vormingen der aardkorst vinden, niet zoo krachtig tegen mijne leer scheen te strijden.