Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/359

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

 

TIENDE HOOFDSTUK.




OVER DE GEOLOGISCHE OPVOLGING DER BEWERKTUIGDE WEZENS.


Over het langzaam en opvolgend verschijnen van nieuwe soorten.—Over de verschillende mate van veranderingen.—Soorten die eens verloren zijn, verschijnen niet weder.—Groepen van soorten volgen de zelfde regels in hare verschijning en verdwijning als de eenvoudige soorten.—Over de uitsterving.—Over de gelijktijdige veranderingen in de vormen des levens over de geheele aarde.—Over de verwantschappen van uitgestorvene soorten tot elkander en tot de levende soorten.—Over de ontwikkeling van oude vormen.—Over de opvolging van de zelfde grondvormen binnen den zelfden omtrek.—Overzigt van het vorige en van dit hoofdstuk.


Laat ons nu zien of de verschillende feiten en regels, de geologische opvolging der bewerktuigde wezens betreffende, beter overeenstemmen met het gewone gevoelen over de onveranderlijkheid der soorten, dan met dat over hare langzame en trapgewijze wijziging door de afstamming en door de natuurkeus.

Nieuwe soorten zijn zeer langzaam verschenen, de eene na de andere, zoowel op het land als in het water. lyell heeft bewezen dat het naauwelijks mogelijk is om in dit opzigt de waarheid te miskennen, blijkbaar in de verschillende tertiaire lagen. Elk jaar vult meer en meer ledige ruimten op en maakt winst en verlies meer trapgewijs en evenredig. In eenigen der nieuwste lagen, ofschoon ongetwijfeld van hooge oudheid als zij bij jaren gerekend worden, zijn slechts een of twee soorten verloren gegane vormen, en slechts een of twee soorten zijn