Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/360

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
72
DE OPVOLGING DER BEWERKTUIGDE WEZENS.

nieuwe vormen, die daarin voor het eerst verschenen zijn, hetzij plaatselijk, hetzij, zoover wij weten, algemeen op de oppervlakte der aarde. Als wij de waarnemingen ven philippi op Sicilië mogen vertrouwen, zijn de opvolgende veranderingen in de zeebewoners van dat eiland zeer trapgewijze geschied. De secundaire vormingen zijn meer verbroken, maar, zooals BRONN heeft opgemerkt, noch de verschijning, noch de verdwijning van de vele nu uitgestorvene soorten dier lagen, zijn gelijktijdig geweest in elke afzonderlijke vorming.

Soorten van verschillende geslachten en klassen zijn niet in de zelfde mate of in den zelfden graad veranderd. In de oudste tertiaire lagen worden eenige levende schelpdieren te midden van eene menigte uitgestorvene vormen gevonden. Falconer heeft een treffend voorbeeld van een dergelijk feit gevonden in een nog bestaanden krokodil, vergezeld van vele vreemde en verlorene zoogdieren en kruipende dieren in de subhimalaysche bezinksels. De silurische Lingula verschilt slechts weinig van de levende soorten van dat geslacht, terwijl de meesten van de silurische weekdieren en alle schaaldieren grootelijks veranderd zijn geworden. De voortbrengselen van het land schijnen spoediger te veranderen dan die van de zee, waarvan een treffend voorbeeld in onze dagen in Zwitserland is gevonden. Er is eenigen grond om te gelooven dat bewerktuigde wezens, die beschouwd worden als hoog te staan op de ladder der natuur, sneller veranderen dan die welke laag staan: er zijn echter uitzonderingen op dien regel. De som van veranderingen der bewerktuiging beantwoordt, zooals pictet heeft opgemerkt, niet strikt aan de opvolging onzer geologische vormingen; zoodat tusschen elke twee opvolgende vormingen de vormen des levens zelden in den zelfden graad veranderd zijn. Vergelijken wij evenwel de naauwst verwante vormen, zoo blijkt het dat toch alle soorten eenige wijziging ondergaan hebben. Als eene soort eenmaal van de oppervlakte der aarde verdwenen is, mogen wij met regt aannemen dat volkomen de