Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/36

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
22
OVER DE VERANDERINGEN IN DEN TAMMEN STAAT.

dieren hebben, naar men wil, groote geschiktheid om lange en vele hoorns te verkrijgen; duiven met bevederde pooten hebben een vlies tusschen de twee buitenste teenen; duiven met korte bekken hebben kleine, en duiven met lange bekken groote pooten. Vandaar dat als men dergelijke bijzonderheden uitkiest en dus ophoopt, men tevens onopzettelijk en onwillekeurig andere deelen des ligchaams zal wijzigen, als een gevolg van het geheimzinnige verband dat er tusschen de verschillende ligchaamsdeelen bestaat.

Het uitwerksel van de verschillende òf volkomen onbekende òf onvolkomen bekende wetten die de wijzigingen besturen, is even onderscheiden en raadselachtig als die wetten zelven. Het is wel de moeite waard de verschillende verhandelingen, die er over, onze van oudsher verbouwde planten, zooals over den hyacinth, den aardappel en vele anderen bestaan, naauwkeurig en zorgvuldig te bestuderen; en het is waarlijk verwonderingwekkend de ontelbare punten op te teekenen, waarin de rassen en onderrassen van elkander verschillen, al mogen die verschillen slechts gering schijnen. De geheele bewerktuiging schijnt vervormbaar geworden te zijn, en eene strekking te hebben verkregen om in kleinigheden van den oorspronkelijken grondvorm af te wijken.

Eene niet erfelijke wijziging is voor ons van geen belang. Doch het getal en de verscheidenheid van erfelijke afwijkingen, zoowel van een gering als van een zeer groot physiologisch belang, zijn oneindig. Het werk van dr. prosper lucas, twee lijvige boekdeelen, is het beste en volledigste over dit onderwerp. Er is geen veefokker of hij is overtuigd van de groote geneigdheid tot overerven, die sommige eigenschappen vertoonen. "Gelijk brengt gelijk voort," is zijn gewoon gezegde, en het kon slechts in het brein van menschen zonder ondervinding opkomen om aan de erfelijkheid te twijfelen. Als de eene of andere afwijking van den normalen toestand dikwijls voorkomt, en wij haar in den vader en in het kind geopenbaard zien, dan moeten wij gelooven dat zij een uitwerksel is van de