Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/396

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
108
DE VERSPREIDING DER SOORTEN OVER DE AARDE.

klimaat, eene vrije wederkeerige verhuizing kan gebeurd zijn—dat is de vormen der noordelijk gematigde luchtstreek kunnen uit beide werelddeelen heen en weêr verhuisd zijn, zooals de vormen der noordelijkste streken nog heden doen. Wij zien het zelfde in het groote verschil tusschen de bewoners van Nieuw-Holland, Afrika en Zuid-Amerika op gelijke breedte, want die landen zijn zoo afgezonderd mogelijk van elkander. Wij zien dus in elk werelddeel het zelfde, want aan weêrszijden van hooge en lange gebergten, van groote woestijnen, en somtijds zelfs van breede rivieren vinden wij verschillende schepselen: doch daar gebergten, woestijnen en rivieren niet onoverkomelijk zijn, en ook niet zoolang bestaan hebben als de zeeën die de vaste landen scheiden, zoo zijn die verschillen geringer dan die welke de vaste landen kenmerken.

Ook in den oceaan zien wij het zelfde. Geen twee zeefaunaas zijn mogelijk meer onderscheiden, met naauwelijks een enkelen visch, een schelp- of een schaaldier aan beiden gemeen, dan die van de oostelijke en de westelijke kusten van Zuid- en Midden Amerika; en desniettemin worden die twee groote faunaas slechts gescheiden door de smalle, maar voor zeedieren en zeeplanten onoverkomelijke landengte van Panama. Ten westen van de amerikaansche kusten strekt zich een wijde en opene oceaan uit, zonder een eiland als rustplaats voor verhuizers: hier hebben wij dus een slagboom van anderen aard; en zoodra wij dien zijn overgetrokken, ontmoeten wij op en bij de oostelijke eilanden van de Stille zee eene andere en volkomen verschillende fauna. Zoodat er drie zeefaunaas ver noordwaarts en zuidwaarts strekken, niet ver van elkander en op evenwijdig loopende lijnen, en toch in overeenstemmende klimaten; maar zij zijn door onoverkomelijke hinderpalen en slagboomen van elkander gescheiden, hetzij door land of door de wijde zee, en daarom verschillen zij zoo grootelijks van elkander. Aan den anderen kant, nog verder westwaarts trekkende, van de oostelijke eilanden der keerkringsgedeelten van