Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/412

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
124
DE VERSPREIDING DER SOORTEN OVER DE AARDE.

is waar, sommige soorten werden altijd door zulk eene handelwijze gedood.

Ofschoon de bek en de pooten der vogels gewoonlijk zuiver en schoon, dat is niet bemorst zijn, kan ik echter bewijzen dat er somtijds aarde aan kleeft. Ik verzamelde eens 22 greinen drooge klei van den poot eens patrijs, en in die klei was een steentje zoo groot als eene wik. Op die wijze kan zaad ver verspreid worden, want het kan bewezen worden, dat alle aarde bijna altijd zaadkorrels bevat. Denk eens aan de millioenen kwartels die jaarlijks over de Middellandsche zee trekken, en zou er wel eenigen twijfel aan zijn of de aarde, die aan hunne pooten kleeft, bevat eenige kleine zaadkorreltjes? Wij komen in het vervolg op dit onderwerp terug.

Daar het bekend is dat drijvende ijsbergen somtijds beladen zijn met aarde en steenen; dat zij zelfs gezien zijn met heesters, beenderen en het nest van eenen landvogel, kan ik niet inzien waarom ook zij niet somtijds zaadkorrels in de noordelijke en zuidelijke poolstreken van de eene plaats naar de andere gebragt zullen hebben, gelijk door lyell wordt beweerd; en waarom zij zulks gedurende den ijstijd niet gedaan zullen hebben van het eene gedeelte der nu gematigde luchtstreek naar het andere. Ik vermoed dat de Azoren gedurende den ijstijd vele zaden, door het ijs aangebragt, ontvangen zullen hebben. Ik vermoed zulks vooreerst ten gevolge van het groote getal soorten van planten welke op die eilanden groeijen en tevens aan Europa gemeen zijn, meer dan op andere eilanden, welke digter bij het vaste land liggen; en ten tweede—zooals h. c. watson heeft opgemerkt, wegens het min of meer noordsche karakter der flora in verhouding tot de breedteligging. Op mijn verzoek schreef Sir charles lyell aan hartung om te vragen of hij zwerfblokken op die eilanden gevonden had; hij antwoordde dat hij groote brokken van graniet en andere gesteenten, die niet in den archipel te huis behooren, had gevonden. Daaruit mogen wij afleiden dat voorheen drij-