Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/455

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
167
VERHUIZING DER SOORTEN.

over de aarde verspreid geworden, en zijn verwant aan die van de omringende lage vlakten. Zoo zijn er in Zuid-Arnerika bergkolebrietjes, bergknaagdieren en bergplanten, allen van echt amerikaansche vormen: het is klaarblijkelijk dat een berg, toen hij langzamerhand werd opgeheven, natuurlijk bevolkt zou worden uit de omringende vlakten. Zoo is het met de bewoners van meren en poelen, uitgezonderd in zoo verre als eene groote gemakkelijkheid van vervoer de zelfde algemeene vormen over de geheele aarde heeft verspreid. Wij zien dit zelfde beginsel in de blinde dieren, die de holen van Amerika en van Europa bewonen. En het zal, geloof ik, overal blijken dat als er in twee landstreken, al zijn zij ook nog zoo ver van elkander gelegen, vele naverwante of vertegenwoordigende soorten voorkomen, daar ook tevens eenige volkomen gelijke soorten gevonden zullen worden, bewijzende dat in een vorig tijdperk er eene gemeenschap of eene verhuizing tusschen beide landen heeft plaats gehad. En waar vele naverwante soorten voorkomen, daar zullen ook vele vormen gevonden worden die door sommige natuurkundigen als verschillende soorten, en door anderen als rassen beschouwd worden: die twijfelachtige vormen toonen ons de stappen die de wijziging der wezens maakt.

Die betrekking tusschen de magt en de uitgebreidheid der verhuizing eener soort—hetzij in onze dagen hetzij in vorige tijden onder verschillende levensvoorwaarden—en het bestaan op andere punten der aarde van eene andere verwante soort, wordt ook in het algemeen en op eene andere wijze bewezen. Langen tijd voor mij heeft gould reeds opgemerkt dat er in die geslachten van vogels, welke over de geheele aarde verspreid zijn, ook vele soorten zijn die een zeer groot gebied hebben. Ik twijfel niet of dit is de algemeene regel, ofschoon hij moeijelijk te bewijzen is. Ten opzigte van zoogdieren zien wij hem treffend bewezen in de vleermuizen, en in geringeren graad ook in de Felidae en Canidae. Wij zien zulks ook als wij op de verspreiding van vlinders en kevers het oog vesti-