Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/505

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
217
RUDIMENTAIRE WERKTUIGEN.

visch, terwijl het volwassene dier geen enkele tand bezit; de tanden die nooit het tandvleesch doorboren in de bovenkaak onzer ongeborene kalven. Op goed gezag mogen wij aannemen dat er zelfs rudimentaire tanden ontdekt kunnen worden in de bekken van sommige embryonale vogels. Wat is duidelijker dan dat vleugels gevormd zijn om daarmede te vliegen, en echter bij hoeveel insekten zien wij vleugelen zoo afgenomen in grootte en gedaante, dat zij ten eenen male ongeschikt zijn om tot dat doel gebruikt te worden, en niet zelden zelfs liggen zij onder vast aaneen gegroeide vleugelschilden verborgen.

De beteekenis van zulke rudimentaire werktuigen is vaak duidelijk genoeg, en er zijn kevers van het zelfde geslacht en zelfs van de zelfde soort, die in alle opzigten op elkander gelijken, maar waarvan de eene volkomene vleugels heeft en de andere slechts beginselen van een vliesje—hier is het onmogelijk te twijfelen of die beginselen vertegenwoordigen vleugels. Rudimentaire werktuigen kunnen soms tot de zelfde verrigtingen dienen als wel ontwikkelden; zij zijn dan slechts kleiner of minder gebleven, in minderen graad ontwikkeld. Dit schijnt het geval te zijn met de borstklieren van de mannetjes der zoogdieren, want de voorbeelden zijn niet zeldzaam dat die werktuigen bij volwassene mannetjes wel ontwikkeld zijn geworden en melk afgescheiden hebben. Gewoonlijk vindt men vier wel ontwikkelde en twee rudimentaire tepels aan de uijers van het rund; doch bij onze tamme koeijen worden ook die twee somtijds ontwikkeld en geven melk. Bij planten van de zelfde soort vindt men soms slechts beginselen van bloembladeren, en somtijds zijn die deelen zeer wel ontwikkeld. Bij planten van gescheidene sexen hebben de mannelijke bloemen soms een beginsel van eenen stamper, en kölreuter vond dat door zulke mannelijke planten met eene manwijvige soort te kruisen, die rudimentaire stamper in de basterden veel grooter werd: dit bewijst dat de rudimentaire en de wel ontwikkelde stampers eigenlijk de zelfden zijn.