Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
37
TERUGKEER TOT VOOROUDERLIJKE KENMERKEN.

kenmerken van zijnen voorvader terugkeert, indien beiden door een grooter getal generatiën van elkander gescheiden zijn. In een ras hetwelk slechts eens met een verschillend ras is gekruist geworden, zal de neiging om tot de kenmerken van dat bijgekomene ras terug te keeren, natuurlijk al minder en minder worden, wijl er in de opvolgende generatiën al minder en minder vreemd bloed aanwezig is. Maar wanneer er geen kruising met een vreemd ras heeft plaats gehad, en er eene strekking in beide ouders is om terug te keeren tot een kenmerk, hetwelk gedurende eenige generatiën verborgen gebleven was, dan zal die strekking bestaande blijven en onverminderd overgebragt worden in een onbepaald getal van generatiën. Deze twee zeer verschillende gevallen vindt men niet zelden in beschouwingen over de erfelijkheid met elkander verward.

Eindelijk, de basterden, dat is de kruislingen van alle rassen onzer tamme duiven zijn volkomen vruchtbaar. Ik durf dit met te meer regt verzekeren, wijl ik opzettelijk met de meest verschillende rassen proefnemingen in dezen zin gedaan heb. Nu is het hoogst moeijelijk, ja misschien onmogelijk om een geval te noemen van volkomen vruchtbare basterden uit twee in alle opzigten verschillende dieren ontstaan. Sommige schrijvers beweren dat een zeer langdurig voortbestaan van een ras in getemden staat die onvruchtbaarheid kan vernietigen; en als wij zien wat er bij den hond geschiedt, dan moeten wij toestemmen dat die vooronderstelling eenigen grond heeft, ten minste indien zij zeer naverwante soorten betreft; hoewel het waar is dat er geene enkele proef bekend is, gedaan met het oogmerk om haar te bewijzen. Maar dit zoo ver te drijven van te vooronderstellen dat soorten, oorspronkelijk zoo verschillend als de postduiven, tuimelaars, kroppers en paauwstaarten zijn, tegenwoordig afstammelingen, die onderling volkomen vruchtbaar zijn, zouden voortbrengen, is iets wat mij ongeloofelijk voorkomt.

Om al deze redenen nu—namelijk, vooreerst de onwaarschijnlijkheid dat de mensch voorheen zeven of acht vooronderstelde