Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/524

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
236
ALGEMEEN OVERZIGT EN BESLUIT.

sische veranderingen heeft ondergaan; en dus is het te verwachten dat de bewerktuigde wezens, die er in leefden, in den natuurstaat veranderd zullen zijn gelijk zij in den tammen staat onder veranderde voorwaarden veranderd zijn. En als er veranderingen in den natuurstaat voorvallen, zou het wel eene onbegrijpelijke zaak zijn indien de natuurkeus niet mede in het spel was gekomen. Men heeft wel eens verzekerd, maar die verzekering is niet te bewijzen, dat de som der veranderingen in den natuurstaat slechts tot eene bepaalde hoogte kan gaan. De mensch, ofschoon werkende op uitwendige kenmerken alleen en dikwijls zonder een bepaald doel, kan binnen korten tijd eene groote uitkomst verkrijgen door vele individuele verschillen van zijne tamme dieren en planten op te stapelen: Iedereen stemt toe dat er ten minste individuele verschillen in de wilde soorten voorkomen. Doch behalve zulke verschillen stemmen alle natuurkundigen toe, dat er rassen bestaan die zij voor onderscheiden genoeg houden om in stelselmatige werken opgenomen te worden. Niemand kan eene juiste onderscheiding opgeven tusschen individuele verschillen en weinig onderscheidene rassen, of tusschen meer kenbare rassen en ondersoorten en soorten. Herinneren wij ons hoeveel de natuurkundigen verschillen in de plaats die zij aan de vele vertegenwoordigende vormen van Europa en Amerika aanwijzen.

Als wij dus eene groote veranderlijkheid in de natuur waarnemen, en als er tevens eene groote magt is, altijd tot handelen en tot kiezen gereed, waarom zouden wij dan twijfelen dat veranderingen die in het eene of andere opzigt nuttig zijn voor het schepsel, bewaard, opgestapeld en geërfd kunnen worden? Waarom, als de mensch veranderingen die voor hem nuttig zijn met geduld kan uitkiezen, zou de natuur geen veranderingen nuttig voor hare kinderen kunnen uitkiezen? Welke grenzen heeft die magt en waar zijn zij? Wat is het dat die groote magt in de natuur zou kunnen verhinderen, de magt die gedurende eeuwen en eeuwen aaneen kan werken en