Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/534

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
246
ALGEMEEN OVERZIGT EN BESLUIT.

zijn aan de planten en dieren van het naastbij gelegene vaste land van Amerika, gelijk die van de Kaap Verdische en andere afrikaansche eilanden aan die van Afrika zijn verwant. Men moet bekennen dat die feiten niet uit de leer der onafhankelijke scheppingen verklaard kunnen worden.

Het feit dat alle verledene en tegenwoordige bewerktuigde wezens een groot natuurlijk stelsel zamenstellen, met groepen ondergeschikt aan groepen, en met uitgestorvene groepen die dikwijls staan tusschen levenden, is verstaanbaar naar de leer der natuurkeus met hare gevolgen, uitsterving en uiteenspreiding der kenmerken. Uit die zelfde beginselen blijkt het ons waarom de wederzijdsche verwantschappen der soorten en geslachten van elke klasse zoo zamengesteld en ineenloopend zijn. Wij zien waarom zekere kenmerken veel dienstiger zijn dan anderen voor de rangschikking, waarom overeenkomstige kenmerken, ofschoon van veel gewigt voor het schepsel, van bijna geen gewigt zijn in de rangschikking; waarom kenmerken, afgeleid van rudimentaire deelen, ofschoon van geen belang voor het schepsel, dikwijls van hoog belang zijn in de rangschikking; en waarom embryologische kenmerken de belangrijksten van allen zijn. De ware verwantschappen van alle bewerktuigde wezens zijn te danken aan de erfelijkheid of gemeenschappelijkheid van afkomst. Het natuurlijke stelsel is een genealogische stamboom, waarvan de takken door middel van de meest blijvende kenmerken onderscheiden moeten worden, hoe gering van belang zij ook uit een physiologisch oogpunt zijn.

De gelijkheid van de beenderen in de hand van den mensch, in de vleugel van de vleermuis, in de vin van den bruinvisch, en in de poot van het paard; het zelfde getal van wervelen die den hals van den giraffe en van den olifant vormen, en eene menigte van andere dergelijke gevallen worden als van zelf verklaard door de leer van afkomst met langzame en kleine opvolgende wijzigingen. De gelijkheid van patroon in den vleugel en den poot der vleermuis, ofschoon tot zulke verschillende