Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/540

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
287
ALGEMEEN OVERZIGT EN BESLUIT.

bestaande orden. Werktuigen in rudimentairen toestand bewijzen dat een eerste stamvader dat werktuig in volkomen ontwikkelden toestand bezat, en dit bewijst in sommige gevallen dat de nakomelingen ontzaggelijk veel veranderd zijn. Verschillende inrigtingen in geheele klassen zijn naar het zelfde patroon gevormd; en in embryonalen toestand gelijken de soorten volkomen op elkander. Daarom kan ik niet twijfelen of de leer van afkomst met wijzigingen omvat alle leden der zelfde klasse. Ik geloof dat de dieren van ten hoogste vier of vijf stamvaders afstammen, en de planten van even groot of kleiner getal.

De leer der overeenkomst, de analogie, zou mij eene schrede verder kunnen leiden, namelijk tot het geloof dat alle dieren en planten afstammen van een enkelen grondvorm, van één prototype. Doch de analogie is misschien geen veilige gids. Desniettemin hebben alle levende wezens zeer veel met elkander gemeen, in hunne scheikundige zamenstelling, in hunne kiemblaasjes, in hun celweefsel, in de wetten van hunnen wasdom en van hunne voortteling. Wij zien dit zelfs in kleinigheden: in de omstandigheid dat het zelfde vergif dikwijls op gelijke wijze planten en dieren aandoet, of dat het vergif, door de galwesp afgescheiden, gelijke uitwassen verwekt op de wilde roos en op den eik. Daarom zou ik door analogie genoopt worden om aan te nemen, dat waarschijnlijk alle bewerktuigde schepselen, welke ooit op aarde geleefd heben, afkomstig zijn van een eersten vorm, van eenen grondvorm, waar het leven eerst door den Schepper is ingeblazen.




Als de gevoelens door mij in dit boek en door wallace in het Linnean Journal verkondigd, of als dergelijke denkbeelden over het ontstaan der soorten algemeen aangenomen zijn geworden, kunnen wij vooruitzien welk eene belangrijke omwenteling er in de natuurlijke historie zal geschieden. De