Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
75
TOENAME IN GETAL.

berekeningen en beschouwingen: wij kennen eene menigte gevallen van de ontzaggelijk snelle en groote vermeerdering van verschillende dieren in den natuurstaat, als de omstandigheden daartoe slechts gedurende twee of drie aaneenvolgende jaargetijden gunstig geweest zijn. En een nog grooteren indruk maakt op ons hetgeen er in verschillende gedeelte der aarde voorvalt met onze tamme dieren, als zij weder verwilderen; het zou ongeloofelijk zijn hoeveel paarden en koeijen, beiden zoo langzaam voorttelende, in de vlakten van Amerika en tegenwoordig ook van Nieuw-Holland omzwerven, als de opgaven daarvan niet boven allen twijfel verheven waren. Dat is ook het geval met sommige planten: er zijn gevallen genoeg bekend van planten, die, na bij enkelen ingevoerd te zijn, in een tijdsverloop van eenige jaren geheele landen hebben overdekt. De artisjok, Cynara cardunculus, en de distel, Carduus, welke tegenwoordig onafzienbare oppervlakten met uitsluiting van alle andere planten in de wijde vlakten van la Plata bedekken, zijn uit Europa ingevoerd. Volgens Dr. falconer zijn er planten, die thans in Indie van kaap Comorin tot den Himalaya zijn verspreid, uit Amerika, sedert de ontdekking van dat werelddeel, dáár inheemsch geworden. En in zulke gevallen is er geen enkele reden op te sporen waarom men zou moeten vooronderstellen dat de vruchtbaarheid dier planten en dieren eensklaps en tijdelijk buitengewoon sterk toegenomen zou zijn. De eenvoudige verklaring is deze, dat de levensvoorwaarden zeer gunstig zijn geweest, dat er gevolgelijk minder ouden en jongen zijn vernietigd geworden, en dat bijna alle jongen in staat zijn geweest om zich voort te planten. In dergelijke gevallen verklaart de wiskunstige verhouding waarin zij vermeerderd zijn, de buitengewoon snelle toename en verre verspreiding der inheemsch gewordene wezens in hunne nieuwe verblijfplaatsen.

In den natuurstaat brengt bijna elke plant zaad voort, en weinige dieren zijn er die niet jaarlijks paren. Daaruit mogen wij besluiten dat alle dieren en planten zich in eene wiskun-